Herhaling lesstof Erfelijkheid en evolutie

Herhaling
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

DNA bestaat uit chromosomen
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 4 - Quizvraag

Voorbeelden van ....................

Slide 5 - Tekstslide

De afbeeldingen op het plaatje zijn voorbeelden van veranderingen aan je.............

Slide 6 - Open vraag

Is het genotype gelijk gebleven?
Is het fenotype gelijk gebleven?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is gelijk gebleven?
A
het fenotype is gelijk gebleven
B
het genotype is gelijk gebleven

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een lichaamscel van de mens
A
32
B
23
C
46
D
48

Slide 10 - Quizvraag

Bevat een bevruchte eicel 23 chromosomen?
A
Nee
B
Ja

Slide 11 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde
van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 12 - Quizvraag

Zitten er in een zaadcel altijd dezelfde geslachtschromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Zitten er in een eicel altijd dezelfde geslachtschromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we deze mutatie?

Slide 15 - Tekstslide

Hoe noemen we de mutatie op het plaatje?

Slide 16 - Open vraag

Mutagene invloeden

Slide 17 - Tekstslide

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
Beagle

Slide 18 - Quizvraag

Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie

Slide 20 - Quizvraag

Waarom kon er eerst geen leven zijn op aarde?
A
het was er veel te koud
B
er was geen land
C
het was er veel te heet

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer kon leven ontstaan?
A
toen er land ontstond
B
toen de aarde was afgekoeld en zeeën waren ontstaan
C
toen het warmer werd

Slide 22 - Quizvraag

Uit hoeveel cellen bestond het eerste leven?
A
meerdere cellen
B
een cel
C
4 cellen

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noemen we die ene eerste cel?
A
oerschimmel
B
oerbacterie

Slide 24 - Quizvraag

Welke dier is niet in de begintijd van de aarde ontstaan?
A
koraal
B
dinosaurus
C
zee-egel
D
degenkrabben

Slide 25 - Quizvraag

Hoe weten we dat deze dieren in de begintijd al hebben bestaan?
A
doordat het in boeken stond
B
door fossielen
C
doordat mensen dit hebben verteld

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kon leven op het land ontstaan?
A
doordat er regen ging vallen
B
doordat er een ozonlaag ontstond die de zonnestraling tegen hield
C
doordat de dieren op het land gingen

Slide 27 - Quizvraag

Welke organismen zorgen voor de eerste zuurstof op het land?
A
mossen en bomen
B
mossen en dieren
C
mossen en varens

Slide 28 - Quizvraag

Wat waren de eerste gewervelde dieren die vanuit zee op land kwamen?
A
reptielen
B
amfibieën
C
vissen

Slide 29 - Quizvraag

Fossielen
Wat is NIET waar?
A
Het zijn versteende overblijfselen van organismen
B
Het zijn afdrukken van organismen in gesteenten
C
Het zijn de harde delen van organismen ( botten)
D
Het zijn levende organismen van vroeger

Slide 30 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een skelet en versteende afdruk van een zee-egel. Is het skelet een fossiel? En zijn de versteende afdrukken fossielen?
A
alleen het skelet is een fossiel
B
alleen de versteende afdruk is een fossiel.
C
beide zijn fossielen
D
geen van beide zijn fossielen

Slide 31 - Quizvraag

Is deze pootafdruk van een dino een fossiel?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Soorten hebben veel verwantschap als de gemeenschappelijke voorouder ver terug leefde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag