Zinsdelen 1

Zinsdelen 1 & 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen 1 & 2

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ziet deze les eruit?
Vooruitblik
Lesdoel
Instructie persoonsvorm, onderwerp en zinsdelen.
Oefenen
Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Vooruitblik
Wat is in onderstaande zinnen de persoonsvorm en het onderwerp?

De koe staat in het weiland.
Op het Vitus krijgen wij Nederlands.
Wij fietsen naar de Jumbo.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les leer je hoe je de persoonsvorm en het onderwerp kan vinden en leer je het stappenplan om een zin in stukken te delen.

Pak je schrift erbij om aantekeningen te maken:

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
Een werkwoord dat verandert als de tijd van de zin verandert.
Ik loop op straat. --> Ik liep op straat.
De persoonsvorm is dus loop.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
Schrijf de persoonsvorm op van de volgende vijf zinnen:
1. Ik vlieg naar Amerika.
2. Elke dag fietst Minke naar haar werk.
3. Achter de kast ligt de gevallen sleutel.
4. Ondanks de regen spelen we de wedstrijd.
5. Het toernooi kan helaas niet doorgaan.

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
Geeft aan wie of wat de handeling (persoonsvorm) uitvoert.
Ik loop op straat.
Wie loopt op straat? --> Ik.
Het onderwerp is ik.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
Schrijf het onderwerp op van de volgende vijf zinnen:
1. Ik vlieg naar Amerika.
2. Elke dag fietst Minke naar haar werk.
3. Achter de kast ligt de gevallen sleutel.
4. Ondanks de regen spelen we de wedstrijd.
5. Het toernooi kan helaas niet doorgaan.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen
Bij zinsdelen, delen we de zin op in verschillende onderdelen.
Stappenplan om de zinsdelen te vinden:
Stap 1: Zet een streep voor en achter de zin.
Stap 2: Zet een streep voor en achter de pv. Alles voor de pv is één zinsdeel!
Stap 3: Zet een streep voor en achter de andere werkwoorden (+ aan of te).
Stap 4: Zet een streep voor en achter het onderwerp. 
Stap 5: Maak nieuwe zinnen met de woorden achter de persoonsvorm. Zet de persoonsvorm in de nieuwe zin altijd op de tweede plaats.  
Stap 6: Losse woorden moeten altijd apart tussen strepen (ook, wel, altijd).

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdelen
In de sloot ligt de bal van Max.

Zonder te twijfelen koopt Micky het nieuwe spel.

De gebakken taart heeft Sjoerd op de grond laten vallen.

Rick geeft Niels het nagekeken werk. +

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
Neem over en verdeel in je schrift de volgende zinnen:
1. Mijn vader leest tegenwoordig elke dag de krant.
2. Samen fietsen wij door het park richting school.
3. Elke zondag koken wij samen een driegangenmenu.
4. In de lente stijgen de temperaturen.
5. Aan mijn oma schrijf ik een mooie kaart.
6. De trein naar Amsterdam vertrekt om tien uur 's ochtends.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Grammatica zinsdelen H1 opdracht 2, 6 en 9.

Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 12 - Tekstslide