Taalbeschouwing hoofdstuk 4 deel 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
WAT GAAN WE  VANDAAG DOEN?
Vandaag gaan we oefenen met werkwoorden. 
*Wat weet je nog?
* we gaan samen herhalen en oefenen.
* Vervolgens ga je opdrachten maken op je werkblad

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling (wisbordje)
 Wat weet je nog van de vorige les?

  1. Eerst nadenken en dan schrijven
  2. Je mag een of meer dingen opschrijven
  3. Daarna bespreek je in tweetallen wat je hebt opgeschreven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

- Ik weet wat werkwoorden zijn
- Ik kan werkwoorden in de zin of tekst herkennen in de t.t en v.t
- Ik kan werkwoorden in de juiste vorm in een zin plaatsen in de t.t

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Voorkennis activeren
Je krijgt zo twee zinnen te zien. De vraag is: wat is het werkwoord in de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand
van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te
geven aan de rest van de les. Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
https://toetsrevolutie.nl/?p=2436
Zij fietst naar school.
A
Zij
B
fietst
C
naar
D
school

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben heel sportief.
A
Ik
B
ben
C
heel
D
sportief

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie 

Een werkwoord is een speciaal woord in een zin.
Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Zij doucht 3x per dag.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Hij fietst over de weg.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Zij winkelen gezellig met de familie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zij slaapt overdag veel.
A
Zij
B
slaapt
C
overdag
D
veel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Er bestaan ook werkwoorden die niet laten zien wat iets of iemand doet of wat er gebeurt, maar toch werkwoorden zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Hij wordt voetballer.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Ik ben ziek.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Hij heeft gips

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzondere werkwoorden
De werkwoorden worden, zijn en hebben zijn bijzondere werkwoorden.
Het is niet iets wat je kan doen, zoals lopen, praten, fietsen enz. 
Maar het zijn toch werkwoorden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vormen
Een werkwoord kan er in verschillende zinnen anders uitzien.
Hoe een werkwoord eruit ziet, noem je de vorm van een werkwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele voorbeelden
Wij lopen naar school.
Ik loop naar school.
Hij loopt naar school.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanmiddag sneeuwt het niet meer.
Wat is het werkwoord?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben vandaag op de fiets.
Wat is het werkwoord?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 
Een werkwoord is een speciaal woord in een zin.
Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt.
Er bestaan ook werkwoorden die niet aangeven wat iets of iemand doet of wat er gebeurt, maar toch werkwoorden zijn.

Een werkwoord kan er in verschillende zinnen anders uitzien.
Hoe een werkwoord eruit ziet, noem je de vorm van een werkwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is mijn opdracht goed?

Slide 25 - Open vraag

Door leerlingen vooraf na te laten denken over waar de opdracht aan moet voldoen, krijgen ze kwaliteitsbesef. Hierdoor zijn de leerlingen in staat om zelf in te schatten waar hun inspanningen bij de opdracht voor verbetering vatbaar zijn. 
Aan de slag
Maak nu de opdrachten op je werkblad en lever die in.

Als je klaar bent, ga je naar IJsbreker- Nederlands - taken.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Op de volgende slides krijg je drie zinnen te zien met een werkwoord.
Aan jou de taak om de drie werkwoorden op te schrijven op je wisbordje.

Succes!

Slide 27 - Tekstslide

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 
Afsluiting werkwoorden
1. Dilan aait de kleine hond.
2. Rojhat heeft een mooi nieuw traningspak.
3. Dina praat de oren van je hoofd.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
010

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer zou je mij geven voor deze les?
010

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies