les 32 - 2M - lunes 7 de abril 2025

Les 31 - M2 - lunes 7 de abril 2025
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 31 - M2 - lunes 7 de abril 2025

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy? (Wat doen we vandaag?)

  • Uitleg over de werkwoorden 'zijn': ser-estar-hay (15m)
  • Oefeningen over dit onderwerp  (20m)
  • Korte break (5m)
  • Oefening 27 (huiswerk) nakijken (15m)
  • Nabespreken portfolio-opdracht + huiswerk (25m)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

ergens zijn /
zich bevinden

Slide 4 - Tekstslide

HAY
Wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent 'er is' of 'er zijn'
Je kunt 'hay' niet vervoegen!

Ejemplos:
- Hay manzanas (er zijn appels)
- No hay fruta (er is geen fruit)
- Hay mucha gente (er zijn veel mensen)

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf alle zes de persoonsvormen van het werkwoord 'ser' op

Slide 6 - Open vraag

¿Ser, estar o hay? Maak de zin compleet:
Los profesores ____ muy simpáticos.
A
es
B
hay
C
están
D
son

Slide 7 - Quizvraag

¿Ser, estar o hay? Maak de zin compleet:
Mi asignatura favorita ____ el español.
A
es
B
hay
C
está
D
soy

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van SER, ESTAR of HAY in:
Mis amigos ................... en el cine.

A
son
B
eres
C
hay
D
están

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van SER,ESTAR OF HAY?
Tú.....................de Argentina.
A
estás
B
eres
C
somos
D
hay

Slide 10 - Quizvraag

Beschrijf twee plekken waar je kunt zijn... (in de ik-vorm), in het Spaans:

Slide 11 - Open vraag

Welke werkwoordsvorm gebruik je in de volgende zin:
¿Dónde ............ ?
A
eres
B
estás
C
hay
D
estoy

Slide 12 - Quizvraag

¿Ser, estar o hay?
Mi colegio ... muy bonito y grande.
A
es
B
está
C
hay
D
soy

Slide 13 - Quizvraag

¿Ser, estar o hay?
Mi colegio ... en el centro.
A
es
B
hay
C
está
D
estamos

Slide 14 - Quizvraag

Benoem in welke omstandigheden je het werkwoord 'estar' moet gebruiken

Slide 15 - Woordweb

Vul de juiste vorm van SER, ESTAR of HAY in:
Hola chicos, ¿cómo....................?
A
sois
B
estáis
C
hay
D
estamos

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van SER, ESTAR of HAY in:
¿Cuántos museos ... en Amsterdam?

A
son
B
estamos
C
hay
D
están

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ejercicio 27 - WB blz. 98
ser (=zijn)
estar (=ergens zijn)
yo
soy
estoy
eres
estás
él/ella/usted
es
está
nosotros
somos
estamos
vosotros
sois
estáis
ellos/ellas
son
están
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Respuestas ej. 27
1. En el instituto hay profesores muy amables.
2. Los instructores del curso de surf son muy guapos.
3. Oscar no está en su tienda.
4. ¿Hay un karaoke en el camping esta noche?

Slide 21 - Tekstslide

Respuestas ej. 27
5. En este pueblo hay dos hoteles.
6. Mis hermanos son menores que yo.
7. Mis abuelos están en el sur de España.
8. Llueve todo el día. No hay sol. 

Slide 22 - Tekstslide

Vertaling van de zinnen 
1. Op school zijn er aardige/vriendelijke docenten.
2. De surfinstructeurs/docenten zijn erg knap.
3. Oscar is niet in zijn tent (of: winkel).
4. Is er een karaoke op de camping vanavond?

Slide 23 - Tekstslide

Vertaling van de zinnen 
5. In dit dorp zijn er twee hotels.
6. Mijn broers en zussen zijn jonger dan ik.
7. Mijn opa en oma zijn in het zuiden van Spanje.
8. Het regent de hele dag. Er is geen zon. 

Slide 24 - Tekstslide

Portfolio-opdracht 
  • De opdracht is niet goed gemaakt
  • We zien onze opdracht in
  • We her-formuleren vier 
zinnen uit onze opdracht,
maar dan in de juiste tijd. 

Slide 25 - Tekstslide

Los deberes - di 8 april

M: Opnieuw schrijven van vijf zinnen uit onze portfolio-opdracht.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide