In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Oefenvragen criminaliteit
Slide 1 - Tekstslide
Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 2 - Quizvraag
Principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven zijn:
A
Normen
B
Gedragsregels
C
Waarden
D
Rechtsregels
Slide 3 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van zware criminaliteit?
A
Moord
B
Gewapende overval
C
Inbraak
D
Fietsendiefstal
Slide 4 - Quizvraag
Wat is sociale controle?
A
mensen letten op wat anderen doen.
B
de waardering die je krijgt van anderen.
C
iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet.
D
waarden en normen.
Slide 5 - Quizvraag
Elke burger kan erop rekenen dat bij gelijke situaties iedereen hetzelfde wordt behandeld
A
Rechtsgelijkheid
B
Rechtshandhaving
C
Ongelijke behandeling
D
Klassenjustitie
Slide 6 - Quizvraag
Beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten.
A
Rechtelijke macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht
D
Geen van alle
Slide 7 - Quizvraag
Veroordelen van een minister die fraude heeft gepleegd.
A
Rechtelijke macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht
D
Geen van alle
Slide 8 - Quizvraag
Voor wie telt het jeugdstrafrecht?
A
Voor de 12 tot 18 jarige
B
Voor de 16 tot 23 jarige
Slide 9 - Quizvraag
Als je het niet eens bent met je straf....
A
Heb je pech
B
Kun je in hoger beroep
C
Spreek je je advocaat aan
D
Krijg je TBS
Slide 10 - Quizvraag
Je gaat in hoger beroep en dan ga je naar ..
A
Het Gerechtshof
B
de Hoge Raad
C
de rechtbank
Slide 11 - Quizvraag
De politie onderzoekt de kleding en het lichaam van een verdachte, dit noem je....
A
Vasthouden
B
Aanhouden
C
Seponeren
D
Fouilleren
Slide 12 - Quizvraag
Misdrijf
Overtreding
Een fiets stelen
Door rood rijden
Wildplassen
Rijden onder invloed
Slide 13 - Sleepvraag
Match de omschrijving met de juiste bevoegdheid
Staande houden
Aanhouden
Vasthouden
Fouilleren
Bekeuren
1. De politie stopt de verdachte tijdelijk in een politiecel
2. De politie schrijft een boete uit voor rijden zonder helm
4. De politie arresteert een verdachte
5. De politie controleert de kleding van een verdachte
3. De politie vraagt een verdachte op straat om zijn ID te laten zien
Slide 14 - Sleepvraag
Proces-verbaal is:
A
de politie zoekt naar bewijzen van een gepleegd strafbaar feit
B
een officieel schriftelijk verslag van een strafbaar feit
C
de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak komt
D
de politietaak om mensen te adviseren en service te verlenen
Slide 15 - Quizvraag
Verdachte
Rechters
Advocaat
Getuige
Journalist
Officier van Justitie
Griffier
Slide 16 - Sleepvraag
Wie zegt wat?
rechter
Officier van Justitie
verdachte
getuige
advocaat
Ik heb het echt niet gedaan!
Ik heb het zelf gezien
Ik veroordeel de dader voor 3 jaar gevangenisstraf
Ik vind dat deze vrouw een hoge straf verdient
Ik vind dat deze vrouw helemaal geen straf verdient
Slide 17 - Sleepvraag
Wat is de overeenkomst tussen een schikking en seponeren?
A
In beide gevallen is de verdachte onschuldig
B
In beide gevallen is de verdachte schuldig
C
In beide gevallen komt het niet tot een rechtszaak
D
In beide gevallen wordt de verdachte door het OM gestraft
Slide 18 - Quizvraag
Hans wordt ervan verdacht iemand te hebben neergestoken. Het DNA van Hans zat op het moordwapen, zijn zus heeft in een verklaring gezegd dat ze het heeft zien gebeuren en Hans heeft bekend. Genoeg bewijs om de zaak voor de rechter te brengen.
A
Seponeren
B
Schikken
C
Strafbeschikking
D
Vervolgen
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een dagvaarding?
A
De oproep om voor de rechter te komen
B
Wanneer de politie toestemming krijgt om jou een extra dag vast te houden
C
Het bevel om jezelf bij de gevangenis te melden.
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Een verdachte is niet vatbaar voor de straf die wordt geëist
B
Een verdachte kan de rekening van zijn advocaat niet meer betalen
C
Een verdachte wordt zijn daad niet aangerekend omdat hij psychisch niet in orde is
D
een verdachte is onvoorspelbaar
Slide 21 - Quizvraag
Hoofdstraffen
Bijkomende straffen
Maatregelen
Bedoeld om de samenleving tegen de dader te beschermen
Taakstraf
Gevangenis-straf
Hechtenis
Heeft te maken met het strafbare feit
Ontzegging uit rijbevoegdheid
tbs
geldboete
Slide 22 - Sleepvraag
Het voordeel van een taakstraf is dat je:
A
kunt kiezen tussen een boete en gevangenisstraf
B
niet de gevangenis in hoeft
C
alleen een boete hoeft te betalen
D
onschuldig bent
Slide 23 - Quizvraag
Hoe lang duurt TBS?
A
Dit kan levenslang duren. Pas als de dader geen gevaar meer is wordt de TBS niet meer verlengd
B
2 jaar
C
Voor altijd. Het is het zelfde als levenslang
D
tot het hoger beroep bij de Hoge Raad. Dit noem je ook wel cassatie.
Slide 24 - Quizvraag
Mieke krijgt een taakstraf van 100 uur waarvan 40 voorwaardelijk. Hoeveel uur taakstraf moet ze uitvoeren?