18/5: meervoud

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Hallo!

Deze les zal gaan over het meervoud.

Je krijgt eerst een beetje uitleg!

enkelvoud en meervoud

ENKELVOUD = 1 ding

MEERVOUD = meer dan 1 ding

1. Meervoud -s

Alle woorden die eindigen op -é, -e, -el, -en, -er, -em, -ie

Bijvoorbeeld:

café --> cafés

jasjE --> jasjes

tafEL --> tafels

bakkER --> bakkers

bezEM --> bezems

vakantIE --> vakanties

3. Meervoud -en

krant --> krantEN

boek --> boekEN

MAAR!!!

boom --> bomEN (maar één o!)

pen --> penNEN (2x n!)

huis --> huiZEN (s wordt z)

dief --> dieVEN (f wordt v)

2. Meervoud 's

Bij alle woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, -y

Bijvoorbeeld:

opA --> opa's

taxI --> taxi's

autO --> auto's

paraplU --> paraplu's

babY --> baby's

Wat moet ik doen?

* Je krijgt oefeningen op het meervoud.

* Maak ze ALLEMAAL!

* SUCCES!

STAP 1

Is het enkelvoud of meervoud? 

Kies het juiste antwoord.

BOOM

1. enkelvoud
2. meervoud

BABY'S

1. enkelvoud
2. meervoud

KOEIEN

1. enkelvoud
2. meervoud

SCHOEN

1. enkelvoud
2. meervoud

STAP 2

Geef het meervoud van de volgende woorden.

DENK GOED AAN DE REGELS!

tafel

café

arm

tand

auto

lepel

paraplu

muis

balpen

duif

school

STAP 3

Zet de zin in het meervoud.

Een voorbeeld:

Het boek ligt op de tafel.

-->

De boeken liggen op de tafel.

De bal rolt weg.

De kaas ligt op de grond.

De school blijft toe.

Hoe vond jij deze les? Slepen maar!

Reflectie

Ik vond deze les ...

HEEL LEUK

WEL LEUK

LEERZAAM

MOEILIJK

EINDE!