Samenvatting H1 Nederlands

SAMENVATTEN
NEDERLANDS
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SAMENVATTEN
NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Start met journaal.
https://www.youtube.com/results?search_query=nos+in+makkelijke+taal 

Slide 2 - Tekstslide

DOEL

HOOFDZAKEN, BIJZAKEN EN KERNZINNEN


- je kunt de kernzin van een alinea vinden

- je kunt hoofd- en bijzaken in een tekst vinden

- je kunt de hoofdzaken van een tekst kort samenvatten



Slide 3 - Tekstslide

PAK EEN WISBORDJE
- Deze gebruik je wanneer ik dat aangeef

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerp

Onderwerp van een tekst:

- een tekst gaat ergens over, dit is het onderwerp van een tekst

- het onderwerp is in één of een paar woorden te noemen


Deelonderwerpen:

- verschillende delen / aspecten die over het onderwerp gaan

Slide 5 - Tekstslide

HOOFDZAKEN

- alle belangrijke zaken die over een onderwerp worden gegeven

- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea

- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 6 - Tekstslide

BIJZAKEN

- de minder belangrijke informatie over het onderwerp


- bijzaken kun je weglaten in een tekst, het belangrijkste blijft over


Slide 7 - Tekstslide

HOOFDZAKEN

- meestal aan het begin of het einde

- feiten, jaartallen of eigenschappen


Samenvatting:

alleen hoofdzaken opschrijven

BIJZAKEN

- extra uitleg en voorbeelden


- maken de tekst leuker, duidelijker en beter te begrijpen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de hoofdzaak?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 10 - Quizvraag

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 11 - Tekstslide

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 12 - Tekstslide

Stel: in de kernzin staat een woord dat je niet kent. Wat doe je?
Schrijf op je wisbordje.

Slide 13 - Tekstslide

TIP! WOORDRAADSTRATEGIEËN GEBRUIKEN OM DE BETEKENIS VAN EEN ONBEKEND WOORD TE VINDEN


- synoniemen

- omschrijving

- voorbeeld

- tegenstelling

- bekend woorddeel


Slide 14 - Tekstslide

Welke manier gebruik je om de betekenis van "woordraadstrategie" te ontdekken?

A
synoniem
B
bekend woorddeel
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag 
- Gezamenlijk lezen + korte uitleg
- Wie het begrijpt, mag beginnen. 
Zo niet, dan doe je stap voor stap mee.
- Huiswerk 

Slide 16 - Tekstslide

DOEL

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 17 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 18 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

Mustafa vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?


Mustafa vroeg aan Vera: "heb je de toets goed gemaakt"?

"Mustafa" vroeg Vera: "Heb je de toets goed gemaakt"?

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 19 - Tekstslide

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk weergegeven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- wordt ook directe reden genoemd

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 20 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 21 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt voor het citaat gebruikt


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 23 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 24 - Open vraag