Wat ga ik dan precies leren? Bijvoorbeeld... - Ongelijkheid - Hoe wordt ons leven beïnvloed door social media? - Racisme en discriminatie
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Waar?
Nijmegen
Amsterdam (2x)
Utrecht
Slide 14 - Tekstslide
Culturele Antropologie
culturele diversiteit van de mens
verschillende manieren waarop mensen hun idealen en normen uiten in gedrag
het vanzelfsprekende vreemd maken en het vreemde begrijpelijk.
Wat ga ik dan precies leren? Bijvoorbeeld... - Tradities van andere culturelen bestuderen - Ongelijkheid, discriminatie, koloniale verleden
- genderverhoudingen
- politieke economie, eerlijke handel
- milieu, duurzaamheid
Vaak gecombineerd met ontwikkelingsstudies
Probleem van (on)eerlijke verdeling en (on)gelijke kansen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Waar?
Nijmegen
Amsterdam (2x)
Utrecht Leiden
Wageningen: alleen internationale ontwikkelingsstudies zonder antropologie
Slide 17 - Tekstslide
Studiekeuze
Sociaal
Fysisch
- Sociologie
- Antropologie - internationale ontwikkelingsstudies
- Aardwetenschappen
Beide
- Planologie
- Milieukunde
Slide 18 - Tekstslide
Weekplenda
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Interne systeem aarde
Exogene processen
Externe systeem aarde
Kringlopen
Landschaps- zones
Middellandse
Zeegebied
Overstroming
rivieren + ijsselmeer
Kust
Beleid Water
Regionale problematiek
Stad
Herhalings-
week
Systeem Aarde
Leefomgeving NL
SO
SO
Slide 19 - Tekstslide
Vraagstukken van stedelijke ontwikkeling Randstad
Slide 20 - Tekstslide
Programma
Terugblik vorige les
Nakijken examenvragen Ruimte voor de Rivier
Verder met de stad in NL
Slide 21 - Tekstslide
Terugblik
Schrijf nummer 1 t/m 9 op en schrijf erachter welke maatregel van ruimte voor de rivier wordt afgebeeld. (Je mag je samenvatting gebruiken)
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
1) Opgave 1: De Maas van bron tot monding
A =
B =
C =
Slide 24 - Tekstslide
2)
Hoogveengebied kan het water goed vasthouden, dus er zal minder water in Nederland afgevoerd worden.
Dit is een goed antwoord, hoe kunnen we het nog beter maken?
Slide 25 - Tekstslide
3)
Bij Mook is het land een beetje opgestuwd waardoor de Maas niet naar het noorden kan stromen maar naar het westen gaat.
Door de Beerse Overlaat was het regiem lager doordat er minder schommelingen waren in het waterafvoer.
Dit kwam doordat er water in de Beerse Overlaat tijdelijk opgeslagen kon worden. De Beerse Overlaat diende dus als een opbergplaats waar water tijdelijk opgeborgen kon worden.
Dit is een goed antwoord, hoe kunnen we het nog beter maken?
Slide 26 - Tekstslide
4) Samen antwoord formuleren
1) De Maas mond uit in de zee
2) Op de zee is er een storm
3) Het volkerak meer is een opbergplek - waterstand wordt laag gehouden
Waarom is het belangrijk dat het volkerak laag wordt gehouden?
Slide 27 - Tekstslide
5) Opgave 2: Ruimte voor de rivier bij Nijmegen
2 opties
Slide 28 - Tekstslide
6)
Noodoverloopgebied = polder die onder water gezet kan worden bij extreem hoge waterstanden in de rivier (uiterste redmiddel)
Afgraven uiterwaarden bij Lent = meer water afvoeren in het winterbed
Slide 29 - Tekstslide
7)
Wat zijn criteria voor een goede plek voor een noodoverloopgebied?
Slide 30 - Tekstslide
8)
Ooijpolder
Uiterwaarden
Slide 31 - Tekstslide
Programma
Terugblik vorige les
Nakijken examenvragen Ruimte voor de Rivier
Verder met de stad in NL
Slide 32 - Tekstslide
Lesdoel(en)
Aan het einde van de les kan je:
Ik ken de ligging en kenmerken van de Randstad, mainports,
Ik ken het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid.
Ik kan uitleggen van de criteria van ruimtelijke ordening zijn.
Ik kan het Nederlandse beleid tot de jaren ’90 en daarna omschrijven.
Slide 33 - Tekstslide
Vraagstukken van Stedelijke gebieden
25% grondgebied NL
50% van bevolking
Amsterdam + Rotterdam zijn
Politiek, economisch en cultureel hart van NL
Mainports
Hoofdknooppunt in mondiaal vervoernetwerk, waar intercontinentaal vervoer aansluit op continentale, nationale en regionale vervoersystemen.
Slide 34 - Tekstslide
Beleid
Overheid bepaald hoe ruimte gebruikt wordt (ruimtelijke ordening)
Sectoraal = één sector (bijv. landbouw)
Regionaal = één regio
Slide 35 - Tekstslide
Beleid
Drie criteria voor ruimtelijke ordening:
woningbehoefte
NL mag niet helemaal vol gebouwd worden
voldoende infrastructuur
Slide 36 - Tekstslide
Fases beleid
Jaren 60, 70 en 80
Vanaf 1993
- focus op groeikernen, - veel inkomsten trokken weg: suburbanisatie (van stad naar omringende platteland)
- jonge gezinnen namen af in de stad (vergrijzing)
- files door suburbanisatie
- Vinex-locaties = suburbanisatie aan rand van de stad, om fileprobleem te verhelpen
- meer draagvlak voor voorzieningen in de stad
Slide 37 - Tekstslide
Opdracht
We maken samen de poster compleet met alle informatie over de verschillende wijken.
Gebruik hiervoor paragraaf 3.1 van je boek en het internet
Jullie verdelen zelf de taken!
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht
Historische binnenstad
19e eeuwse arbeiders- of industriewijk
Vooroorlogse stadswijk
Naoorlogse wijk
Groeikern
Vinex
Tip: gebruik paragraaf 3.1
Slide 39 - Tekstslide
Waar zou jij het liefst willen wonen?
Buurtprofiel:
Woningkenmerken
Bewonerskenmerken
Sociale veiligheid in woonomgeving
objectieve veiligheid
subjectieve veiligheid
Slide 40 - Tekstslide
Waar zou jij het liefst willen wonen?
historische binnenstad
19e eeuwse arbeiderswijken
vooroorlogse stadswijken
naoorlogse wijken
groeikern
vinex-locatie
Slide 41 - Tekstslide
Wat kan je doen om een wijk te verbeteren?
Sociale vlak
Fysieke vlak
sociale cohesie verbeteren door buurtvoorzieningen
openbare ruimte overzichtelijker, toegankelijker en veiliger maken
Slide 42 - Tekstslide
Hoe verbetert de overheid een wijk?
Stadsvernieuwing
het verbeteren van de kwaliteit van woningen door sloop, opknappen en/of nieuwbouw. Fysiek opknappen.
Herstructurering
woningen diverser maken: dus voor verschillende groepen mensen. Hier verandert de bevolkingssamenstelling.
Gentrificatie
na herstructurering kan gentrificatie komen.
Wat zijn voor- en nadelen van gentrificatie?
Slide 43 - Tekstslide
Lesdoel(en)
Aan het einde van de les kan je:
Ik ken de ligging en kenmerken van de Randstad, mainports.
Ik ken het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid.
Ik kan uitleggen van de criteria van ruimtelijke ordening zijn.
Ik kan het Nederlandse beleid tot de jaren ’90 en daarna omschrijven.
Slide 44 - Tekstslide
1. Wat hoort bij de randstad?
2. welke steden zijn de mainports?
3. Wat is het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid?
4. Wat zijn de 3 criteria van ruimtelijke ordening?