Nakijken: opdracht 7 (vraag 2a)Zin A
(1): Kai = onderwerp
Marc = lijdend voorwerp
(2): Marc = onderwerp
Kai = lijdend voorwerp
Zin B
(1): De leraar = onderwerp
De leerling = lijdend voorwerp
(2): De leerling = onderwerp
De leraar = lijdend voorwerp
Zin C
(1): Niemand = onderwerp
Chantal = lijdend voorwerp
(2): Chantal = onderwerp
Niemand = lijdend voorwerp
Nakijken: opdracht 7 (vraag 2b)
De zinnen maken niet duidelijk wie de handeling verricht. De delen die zowel onderwerp als lijdend voorwerp kunnen zijn, kun je omwisselen. Dan blijft de betekenis van de zin in stand. Alleen de persoon die de handeling uitvoert, is een andere. Om het onderwerp te vinden is meer info nodig.