In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 3: de bloedsomloop
Slide 1 - Tekstslide
De urineleider is......
A
Nummer 1 en nummer 2
B
Nummer 1 en nummer 3
C
Nummer 2 en nummer 3
D
Alleen nummer 3
Slide 2 - Quizvraag
BS 5 Het afweersysteem
Slide 3 - Tekstslide
Doel BS 5
* Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
* Je kunt beschrijven hoe je immuun kunt worden voor een zieteverwekker
* Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie
* Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan
Slide 4 - Tekstslide
Begrippen BS 5 - moeilijkste BS!
Lichaamsvreemde stoffen
Afweersysteem
Immuunsysteem
Infectie
Antigenen
Antistoffen
Immuun
Natuurlijke immuniteit
Allergische reactie
Allergie
Anafylactische shock
Vaccinatie
Vaccin
Kunstmatige immuniteit
Vaccinatiegraad
Slide 5 - Tekstslide
Waar kun je allemaal ziek van worden?
Slide 6 - Open vraag
Lichaamsvreemde stoffen
Ziekteverwekkers, maar ook bijv. een splinter of tattoo-inkt zijn lichaamsvreemde stoffen.
De immuunsysteem/ afweersysteem heeft als functie om lichaamsvreemde stoffen uit je lichaam te verwijderen.
Slide 7 - Tekstslide
Eerste verdediging
Als de huid gezond is kunnen er geen ziekteverwekkers doorheen dringen.
Slijmvliezen (neus, mond, luchtpijp, darmen, urinebuis, vagina) vangen ziekteverwekkers en houden ze tegen.
Luchtpijp en neus hebben trilharen om het slijm af te voeren -> slokdarm
In je maag zit zoutzuur om organismen te doden.
Slide 8 - Tekstslide
Ziekteverwekkers
Bacteriën
Virussen
Gifstoffen
Als bacteriën of virussen het lichaam zijn binnen gedrongen spreek je van een infectie.
Slide 9 - Tekstslide
Ziekteverwekkers
Een bacterie is een eencellige ziekteverwekker met een celwand en een vacuole, soms met een zweepstaart.
Een virus is officieel geen levend organisme want hij kan zichzelf niet voortplanten (daar gebruikt hij de gastheer voor). Het is alleen DNA met een eiwitschil.
Slide 10 - Tekstslide
Herkenning
Je witte bloedcellen kunnen stoffen herkennen aan de buitenkant van cellen en virussen. Dit stoffen heten antigenen.
Slide 11 - Tekstslide
Herkenning
Je wittebloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen.
Slide 12 - Tekstslide
Op welke cellen zitten antigenen
A
Alleen op ziekteverwekkers
B
Op alle niet menselijke cellen
C
Op alle cellen
Slide 13 - Quizvraag
Reactie
Sommige witte bloedcellen eten alles op wat niet in je lichaam hoort waar lichaamsvreemde antigenen op zitten (bacteriën, virussen, tattoo-inkt, splinter).
Slide 14 - Tekstslide
Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken die precies op het antigeen passen.
Slide 15 - Tekstslide
Antistoffen
Elke witte bloedcel kan maar één type antistof maken.
Elke antistof is uniek voor één antigeen.
Slide 16 - Tekstslide
Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bacteriën
Slide 17 - Quizvraag
Immuniteit
Ná een besmetting duurt het even voor er voldoende van de juiste antistof wordt aangemaakt. Tot die tijd ben je ziek.
Als je weer beter bent (door voldoende antistoffen te maken) onthouden de witte bloedcellen welke antistoffen ze gemaakt hebben en hoe het moest.
Slide 18 - Tekstslide
Immuniteit
Bij een volgende infectie met hetzelfde antigeen worden er sneller meer antistoffen gemaakt.
Je wordt dan niet weer ziek, je doodt de ziekteverwekker al voordat hij je ziek kan maken
Slide 19 - Tekstslide
Wat denk je? Waarom kun je meerdere keren in je leven griep krijgen van een griepvirus?
Slide 20 - Open vraag
Natuurlijke immuniteit
Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker omdat je er al een keer ziek van bent geweest.
Vaak bij: verkoudheid, waterpokken
Slide 21 - Tekstslide
Allergische reactie
Een reactie van je immuunsysteem op een onschuldige lichaamsvreemde stof (antigeen).
Bijvoorbeeld pollen, pinda's,
noten, .......
Roodheid, niezen, tranen,
opgezwollen slijmvliezen
Slide 22 - Tekstslide
Anafylactische shock
Een zeer zware allergische reactie waarbij de slijmvliezen heel erg opzwellen en wordt je benauwd. Je bloedvaten verwijden heel erg.
Levensbedreigend!
Epi-pen (adrenaline) vernauwt de bloedvaten tijdelijk.
Slide 23 - Tekstslide
Vaccinatie/ inenting
Je wordt ingespoten met een dode/ verzwakte ziekteverwekker (of maar een stukje ervan).
De ziekteverwekker kan je niet ziek maken maar de witte bloedcellen kunnen wel antistoffen maken tegen de antigenen op de ziekteverwekker.
Slide 24 - Tekstslide
Vaccinatie/ inenting
Je wordt dan niet meer ziek als je de echte ziekteverwekker binnen krijgt.
Je maakt dan namelijk ook snel veel antistoffen aan.
Slide 25 - Tekstslide
Kunstmatige immuniteit
Je bent immuun zonder ziek te zijn geweest:
Kunstmatige immuniteit.
Door inenting tegen ernstige ziekten: Bof, mazelen, rode hond, meningitis, tropenziekten.
Slide 26 - Tekstslide
Wat denk je? Waarom kun je meerdere keren in je leven griep krijgen van een griepvirus?
Slide 27 - Open vraag
Vaccinatiegraad
Hoe meer mensen immuun zijn voor een ziekte hoe lager de kans dat iemand die niet is ingeënt toch kan worden besmet.
Een hoge vaccinatiegraad is dus belangrijk voor iedereen, niet alleen voor degene die gevaccineerd is.
Een goede vaccinatiegraad is 95%.
Slide 28 - Tekstslide
Doel BS 5
* Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
* Je kunt beschrijven hoe je immuun kunt worden voor een zieteverwekker
* Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie
* Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan