H4 - §4.5 Afstand, tijd-diagram
1 / 42
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Een fietser legt 30 kilometer af in 30 minuten
Wat is zijn gemiddelde snelheid
Wat is zijn gemiddelde snelheid
A
900 km/uur
B
60 km/uur
C
60 minuut/km
D
1 km/min
Slide 8 - Quizvraag
Tussen welke punten is de snelheid het hoogst
A
A en B
B
B en C
C
C en D
Slide 9 - Quizvraag
Wat doet de fietser tussen punt B en C
A
Staat stil
B
Rijd met een constante snelheid.
C
Gaat langzamer rijden
D
Gaat sneller rijden
Slide 10 - Quizvraag
Welke grootheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en tijd
B
kilometer en uur
C
afstand en tijd
D
meter en seconde
Slide 11 - Quizvraag
De gemiddelde snelheid bereken je door de tijd te delen door de afgelegde afstand.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Tussen welke punten is de snelheid het hoogst
A
A en B
B
B en C
C
C en D
Slide 28 - Quizvraag
Wat doet de fietser tussen punt B en C
A
Staat stil
B
Rijd met een constante snelheid.
C
Gaat langzamer rijden
D
Gaat sneller rijden
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Ja, dat kan ik.
😒🙁😐🙂😃
Slide 31 - Poll
Stan rijdt 130 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
Hoeveel m/s is dat?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s
Slide 32 - Quizvraag
Een F-16 straaljager vliegt ongeveer 650 m/s.
Hoeveel km/h is dat?
Hoeveel km/h is dat?
A
181 km/h
B
2340 km/h
C
1235 km/h
D
1000 km/h
Slide 33 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde om een grafiek te maken.
1.
2.
3.
4.
Zet de punten in het diagram.
Teken de grafiek (de lijn).
Teken een assenstelsel.
Zet de grootheden en eenheden bij de juiste as. En maak een regelmatige schaalverdeling.
Slide 34 - Sleepvraag
In een afstand, tijd-diagram loopt de grafiek horizontaal. Dit wil zeggen...
A
Het staat stil.
B
De snelheid neemt af.
C
De snelheid blijft hetzelfde.
D
De snelheid neemt toe.
Slide 35 - Quizvraag
In een afstand, tijd-diagram loopt de grafiek met een rechte schuine lijn omhoog. Dit wil zeggen...
A
Het staat stil.
B
De snelheid neemt af.
C
De snelheid blijft hetzelfde.
D
De snelheid neemt toe.
Slide 36 - Quizvraag
In een afstand, tijd-diagram loopt de grafiek met een steeds steilere lijn omhoog. Dit wil zeggen...
A
Het staat stil.
B
De snelheid neemt af.
C
De snelheid blijft hetzelfde.
D
De snelheid neemt toe.
Slide 37 - Quizvraag
In een afstand, tijd-diagram loopt de grafiek omhoog die steeds minder steil gaat. Dit wil zeggen...
A
Het staat stil.
B
De snelheid neemt af.
C
De snelheid blijft hetzelfde.
D
De snelheid neemt toe.
