M2 H2 Aanbod par 1 en 2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H2 Het aanbod

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

p = 0 in 

Qv = -200p + 10000

Qv = -200 x 0 +10000

Qv = 10000

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

Qv = 0 in 

Qv = -200p + 10000

0 = -200p +10000

200p = 10000

p= 10000 : 200 = 

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

Qa = 0 in 

Qa = 250p -1250

0 = 250p -1250

1250 = 250p

p= 1250 : 250 = 5

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

p = 30 in 

Qa = 250p -1250

Qa = 250 x 30 -1250

Qa = 7500 -1250

Qa = 6250

Qv = -200p + 10000

Qa = 250p -1250

Het aanbod 

Productiefactoren:

• Kapitaal (fysiek en financieel)
• Arbeid
• Natuur (locatie)
• Ondernemerschap

In bedrijven wordt met die productiefactoren iets gemaakt => productie van goederen en diensten

Het aanbod 

Waar hangt vanaf hoeveel goederen en diensten de producenten zullen aanbieden / willen verkopen?

• Prijs die ze ervoor krijgen
• Kosten die ze ervoor moeten maken
• Dat bepaalt of ze winst kunnen maken.

Opbrengsten (of omzet)

Bedrag dat producent ontvangt voor de verkopen =>

• Totale opbrengsten (TO) = 
• Afzet (hoeveelheid) x verkoopprijs
• We gaan nu eerst uitgebreider in op de kosten

Productiekosten

Kosten die gemaakt moeten worden om iets te produceren / maken => Productiekosten

• Vaste (of constante) kosten 
• Variabele kosten 

Productiekosten 

Wat is het verschil tussen vaste en variabele kosten?

• Variabele kosten nemen toe als er meer gemaakt wordt.
• Vaste kosten nemen niet toe als er meer gemaakt wordt.
• Voorbeeld: de bakker.

Totale Kosten

Totale kosten (TK) = 

vaste kosten + 

variabele kosten.

• Winst als je totale opbrengsten (omzet) groter zijn dan je totale kosten

Kosten 

Voor berekening hoeveel een producent gaat aanbieden, hebben we 2 nieuwe begrippen nodig:

• Gemiddelde (totale, constante/vaste, variabele kosten)
• GTK, GCK, GVK (GTK = GCK + GVK)
• Marginale (kosten)
• MK

GTK 

Gemiddelde totale kosten => totale kosten per product dat geproduceerd is. 

• Productieomvang => q, de hoeveelheid die wordt geproduceerd/aangeboden.

GTK 

GTK bij 1 product?

• € 34 : 1 = € 34

GTK bij 2 producten?

• € 64 : 2 = € 32

GTK bij 3 producten?

• € 114 : 3 = € 38
• Etc.

MK

Marginale kosten => extra totale kosten voor het maken van 1 extra product.

Huiswerk

Paragraaf 1 en 2 van H2 lezen en maken: 

Opgaven 1 en 5 van 2.1  en 1 t/m 4, 7, 9 en 12 van 2.2 .

GTK 

GTK bij 1 product?

• € 34 : 1 = € 34

GTK bij 2 producten?

• € 64 : 2 = € 32

GTK bij 3 producten?

• € 114 : 3 = € 38
• Etc.

GTK 

Waardoor eerst een daling en daarna een stijging?

• Daling: vaste kosten worden over meer producten verdeeld
• Stijging: variabele kosten per muur stijgen (stukadoor kan aan eind dag minder snel stuken)

GTK 

Gemiddelde totale kosten => totale kosten per product dat geproduceerd is.

• Wat is winst?
• Je maakt alleen winst als de GTK lager zijn dan de GO (gemiddelde opbrengst / opbrengst per product)