Present simple, past simple, future

TENSES 


Periode A
Tenses
Present simple

Past simple

Future
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TENSES 


Periode A
Tenses
Present simple

Past simple

Future

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?
timer
0:20

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

timer
0:30
Hoe maak je een
present simple?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Present simple: affirmative, interrogative, negative

Slide 7 - Tekstslide

Past simple

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple

Wanneer gebruik je de past simple
(de verleden tijd)?
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

Wanneer iets plaatsvindt met uitdrukking van verleden tijd:
*frequentie: often, sometimes, always

*bepaald moment of tijdsdeel uit het verleden: last week, when I was a child, yesterday, six weeks ago

*onbepaald moment, maar bekend moment uit het verleden: 
the other day, ages ago, a long time ago, people lived in caves a long time ago.

Slide 10 - Tekstslide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it raineded
they beg-> they begged

Slide 11 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 12 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 13 - Tekstslide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1. I’m going to play a match tomorrow.
  

2. It will be sunny tomorrow.





Slide 16 - Tekstslide

Future = toekomende tijd

- to be (am, is, are) + going to + hele werkwoord

- will + hele werkwoord





Slide 17 - Tekstslide

Future = toekomende tijd
- am, are, is + going to + hele werkwoord

*geeft aan wat iemand van plan is te gaan 
   doen.
‘We’re going to watch a film tonight.





Slide 18 - Tekstslide

Future = toekomende tijd
- am, are, is + going to + hele werkwoord
*als je een voorspelling doet en je weet zeker
    dat het gaat gebeuren
‘He’s going to fall off his bike!’







Slide 19 - Tekstslide

Future = toekomende tijd
- will (not) + hele werkwoord

*als je een voorspelling doet zonder dat je
    weet dat het gaat gebeuren (geen bewijs)
‘They will probably win first prize. ’







Slide 20 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je geleerd hebt deze les.

Slide 21 - Open vraag