Oefentoets Pluriforme samenleving 4.1 t/m 4.5 (zelf nakijken)

Oefentoets Pluriforme Samenleving Havo 4

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Pluriforme Samenleving Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Het niet terecht behandelen van (groepen) personen op grond van iets dat niet terzake doet. 
Een emotioneel geladen oordeel over een persoon of groep, dat niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. 
Zaken die mensen het nastreven waard en waardevol vinden. 
Wetten, regels en gewoonten waarvan men aanneemt dat mensen zich eraan behoren te houden. 
Zowel de binnenkomende partij als de ontvangende partij passen zich aan de ander aan. 
vijandigheid ten opzichte van mensen die niet tot de eigen etnische groep behoren
Waarden
Normen
Vooroordelen
Discriminatie
Integratie
Xenofobie

Slide 2 - Sleepvraag

waarden, normen, gewoonten, tradities, gebruiken
Proces van overdracht van cultuurkenmerken
wijkt af van de overheersende cultuur
Verzets zich tegen de dominante cultuur
De overheersende cultuur
Erop toezien dat iedereen zich aan de regels houdt
subcultuur
Sociale controle
dominante cultuur
tegencultuur
cultuur
Socialisatie

Slide 3 - Sleepvraag

Wanneer hipsters zich van anderen onderscheiden in uiterlijk en opvattingen,
maken zij deel uit van:

A
de dominante cultuur en een subcultuur
B
de dominante cultuur en een tegencultuur
C
een jongerencultuur en een tegencultuur
D
alleen een subcultuur

Slide 4 - Quizvraag

In welke van de drie teksten zijn kenmerken van de Nederlandse dominante
cultuur te herkennen?

A
Alleen in tekst 1 en 2
B
Alleen in tekst 1 en 3
C
Alleen in tekst 2 en 3
D
In tekst 1, 2 en 3

Slide 5 - Quizvraag

Een dagelijks bezoek aan de snackbar is een kenmerk van...?
A
de dominante Nederlandse cultuur
B
een tegencultuur
C
subculturen in Nederland
D
culturele polarisatie

Slide 6 - Quizvraag

Uit het krantenbericht kun je concluderen dat het in de straat van de vrouw ontbreekt aan:
A
een referentiekader
B
cultuuroverdracht
C
ontzuiling
D
sociale cohesie

Slide 7 - Quizvraag

I. Uit het bericht blijkt dat Nederland een individualistische samenleving is.
II. Het krantenbericht laat zien dat we in Nederland in een collectivistische samenleving leven.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 8 - Quizvraag

I. Vroeger letten mensen meer op elkaar. Dat was een gevolg van de ontzuiling.
II. Relatief veel individuele vrijheid is kenmerkend voor de Nederlandse dominante cultuur.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 9 - Quizvraag

I. In Nederland beslist de overheid veel voor burgers, maar als socialiserende institutie heeft de overheid wonderlijk genoeg nauwelijks invloed.
II. Als je uit jezelf afval in de prullenbak gooit, is er sprake van geïnternaliseerd gedrag.
















11. I. In Nederland beslist de overheid veel voor burgers, maar als socialiserende
institutie heeft de overheid wonderlijk genoeg nauwelijks invloed.
II. Als je uit jezelf afval in de prullenbak gooit, is er sprake van geïnternaliseerd gedrag.


A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat NL een pluriforme samenleving is

Slide 11 - Open vraag

Integratie
Segregatie
Assimilatie

Slide 12 - Sleepvraag

De winkel van Nicolae Moldovan in Roemenië is door brand verwoest. Nu zit hij in Nederland en hoopt hier geld te verdienen voor een nieuwe winkel. Tot welke groep immigranten behoort hij?

A
Kennismigrant
B
Vluchteling
C
Economische migrant
D
Volgmigrant

Slide 13 - Quizvraag

Mahmood voerde in Irak actie tegen de regering. Hij werd gezocht door de politie maar kon nog net naar Nederland ontsnappen, waar hij asiel aanvroeg. Tot welke groep migranten behoort hij?

A
Kennismigrant
B
Vluchteling
C
Illegaal
D
EU-onderdaan

Slide 14 - Quizvraag

Een Amerikaan die naar Nederland komt om bij een bepaald bedrijf te werken, noemen we een:


A
gastarbeider
B
vluchteling
C
asielzoeker
D
kennismigrant

Slide 15 - Quizvraag

Veel Marokkanen en Turken kwamen in de jaren zestig naar Nederland. Waarom kwamen zij juist toen?
A
Als nieuw lid van de EU stelde Nederland de grenzen open voor buitenlandse werknemers.
B
Vanwege gezinshereniging.
C
In hun eigen land was te weinig werk en in Nederland waren juist mensen nodig.
D
Turkije en Marokko braken toen met de ‘wij-zijcultuur’.

Slide 16 - Quizvraag

I. Afrikaanse landen zijn collectivistischer dan West-Europese landen.
II. Als binnen een bevolkingsgroep steeds meer gemengde relaties voorkomen, is dat een bewijs voor een afname van de ontzuiling.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Mevrouw Demmering haalt haar familie van Duitsland naar Nederland. Welk begrip beschrijft deze soort van migratie NIET
A
Gezinsvorming
B
Gezinshereniging
C
Volgmigratie
D
sociale motieven voor migratie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is meestal de belangrijkste reden voor illegalen om hun eigen land te verlaten?
A
De armoede in hun land.
B
Ze willen bij hun familie in Nederland wonen.
C
Ze worden in eigen land vervolgd.
D
Gezinsvorming: ze hebben een buitenlandse partner gevonden.

Slide 19 - Quizvraag

I. Het Verdrag van Schengen geeft gedetailleerd weer wanneer sprake is van illegaal in een land verblijven.
II. Nederland heeft een restrictief toelatingsbeleid.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 20 - Quizvraag

I. De meest illegalen komen naar Nederland als arbeidsmigranten.
II. Kennismigranten uit landen buiten de EU mogen Nederland in als zij een beroep hebben waaraan in Nederland behoefte is.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 21 - Quizvraag

I. In de bron zie je duidelijk een Europees dilemma rondom integratie terug.
II. Gezien hun opvattingen zullen rechts-populisten de handelswijze van de eigenaar van de wasserij goedkeuren.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 22 - Quizvraag

I. Het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 is het uitgangspunt van het Nederlandse asielrecht.
II. Nederland stuurt geen vluchtelingen terug die in hun land gevaar lopen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 23 - Quizvraag

Welk verdrag zorgt ervoor dat jij, als Nederlands burger, het recht hebt om bijvoorbeeld in Italië te werken en te reizen?
A
Het VN-Vluchtelingenverdrag
B
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
C
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
D
Het Verdrag van Schengen

Slide 24 - Quizvraag

Als een modern gekleed islamitisch meisje een hoofddoek draagt, is dat een goed voorbeeld van:
A
integratie
B
assimilatie
C
wederzijdse aanpassing
D
segregatie.

Slide 25 - Quizvraag

Met integratie bedoelen we dat nieuwkomers zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur:
A
met behoud van eigen cultuur-kenmerken.
B
en de Nederlanders zich aanpassen aan de culturen van de nieuwkomers.
C
en de eigen cultuur vrijwel geheel verdwijnt.
D
door die te combineren met hun oorspronkelijke cultuur, waardoor een geheel nieuwe subcultuur ontstaat.

Slide 26 - Quizvraag

Welke begrippen horen bij elkaar?
A
Protectionisten – wereldburgerschap – bescherming eigen cultuur.
B
Protectionisten – nationale staten – internationale samenwerking.
C
Internationalisten – wereldburgerschap – bescherming eigen cultuur.
D
Internationalisten – wereldburgerschap – toelaten van vluchtelingen.

Slide 27 - Quizvraag

I. De VVD en D66 stellen dat nieuwkomers vooral zelf verantwoordelijk zijn voor het verwerven van een plek in de Nederlandse samenleving.
II. GroenLinks benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van allochtonen en nieuwkomers in Nederland.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 28 - Quizvraag

Lees de bron. In de tweede alinea ontbreekt een woord. Het woord dat daar past is:
A
suboptimale
B
individuele
C
stereotiepe
D
collectieve

Slide 29 - Quizvraag

Het samen zorgen voor kinderen is een gevolg van de voortgaande emancipatie. Uit welk deel van de bron blijkt dat de overheid bij deze emancipatie een actieve rol vervult? Uit het feit dat:
A
het SCP en het CBS hier gericht onderzoek naar doen.
B
er een ouderschapsverlofregeling is.
C
vaders steeds meer thuis gaan werken.
D
Dat blijkt niet uit de bron.

Slide 30 - Quizvraag

Welk begrip past bij deze afbeelding?

A
Pluriforme samenleving
B
Polarisatie
C
Tolerantie
D
Poldermodel

Slide 31 - Quizvraag