spelling in sneltreinvaart

Werkwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de tekst die je mij straks hoort voorlezen, fonetisch op (dus je schrijft elk woord op zoals jij het hoort).

Slide 2 - Tekstslide

Schrijftaal
Jackie is altijd heel serieus. Ze weigert echter haar schoenveters goed dicht te knopen. Ze wil liever dat mijn moeder dat doet. Of beter nog een machine.  Het komt er eigenlijk op neer dat ze stinkend lui is. Het liefst ligt ze de hele dag op haar bed en komt ze er pas tegen enen uit. 

Slide 3 - Tekstslide

Fonetisch
SJEKKIE IS ALTEIT HEEL SERIEJEUS. ZE WIJGERD EGTER HAAR SGOENVEETERS GOET DIGT TE KNOOPEN. ZE WIL LIVER DAT ME MOEDER DAT DOET. OF BETER NOG EEN MASJIENE. HET KOMT ER IJGELIJK OP NEER DAT ZE STINKENT LUI IS. HET LIEVST LICHT ZE DE HEELE DACH OP HAAR BET EN KOMT ZE ER PAS UIT TEGEN EENEN.





















SJEKKIE IS ALTEIT HEEL SERIEJEUS. ZE WIJGERD EGTER HAAR SGOENVEETERS GOET DIGT TE KNOOPEN. ZE WIL LIVER DAT ME MOEDER DAT DOET. OF BETER NOG EEN MASJIENE. HET KOMT ER IJGELIJK OP NEER DAT ZE STINKENT LUI IS. HET LIEVST LICHT ZE DE HEELE DACH OP HAAR BET EN KOMT ZE ER PAS UIT TEGEN EENEN. 

Slide 4 - Tekstslide

Spelling van een taal
  • Regels voor het schrijven van woorden, werkwoorden etc.
  • Gezamenlijke afspraken.
  • Doe je dat niet dan begrijp je elkaars geschreven taal niet meer.
  • Schrijftaal is heel anders dan spreektaal.

Slide 5 - Tekstslide

Kijk naar het volgende filmpje over werkwoord-spelling.
Noteer welke regels langskomen.
Daarna bespreken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Korte test spelling. Wat weet je nog? Schrijf de zinnen op in de juiste tijd
1.(Vinden) je broer zo’n achtbaan ook zo leuk?
2.Hij (raden-vt) mij aan om dat niet te doen.
3.Wat (gebeuren) er nu?
4.Vorige week heeft hij mij vreselijk (kwetsen).
5.Ik heb de kamer al (stofzuigen).
6.Die jas (bieden) je nauwelijks warmte.
7.Heb jij het vlees al (braden)?
8.Wij (erven-vt) een grote som geld van haar.
9.Ik ben vorige week naar Amsterdam (verhuizen).
10.(uitbreiden-tt)jij jouw internetbusiness?  
11. Die (verbreden) weg is net (asfalteren).
12. Die koffie is eindelijk (malen).








Slide 8 - Tekstslide

1. Vindt
7. gebraden
2. raadde
8. erfden
3. gebeurt
9. verhuisd
4. gekwetst
10.Breid jij.... uit
5. gestofzuigd
11. verbrede/geasfalteerd
6. biedt
12. gemalen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is jouw referentieniveau?
1F
eind basisschool
2F
derde klas VO/ eind Mavo
3F
eind Havo
4F
eind VWO
www.cambiumned.nl
spelling-werkwoordspelling
Maak de test! Wat kan je nog verbeteren??

Slide 10 - Tekstslide

Classroom
Ga naar: Oefenen spelling tt en vt
Maak de oefeningen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link


  • Persoonsvorm ja of nee?
  • Tegenwoordige tijd of       verleden tijd?
  • tt=kijk naar onderwerp +   regel
  • vt=sterk of zwak?
  • voltooid dw
  • onvoltooid dw

  • Hoe vind je pv?
  • Aparte regel voor tt en vt


  • sterk=leer je vanzelf
  • zwak=uitgang na stam
  • T of D of (E)N
  • Hele ww. + D
Zoek altijd eerst pv
Welke regel toepassen?

Slide 13 - Tekstslide


Maak stam hele werkwoord
Kijk naar onderwerp

 
Sterk of zwak werkwoord?
Zwak- stam + uitgang.
Maak stam hele werkwoord.
Kijk naar laatste letter stam.
In xtc koffieshop?
Ja-te of ten.
Nee- de of den.

Ik
stam
jij 
stam+ t
hij/zij/u/het
stam + t
mv
hele ww.
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link