Interview technieken en het stellen van vragen

Interviewtechnieken en het stellen van vragen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
praktijkorganisatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Interviewtechnieken en het stellen van vragen

Slide 1 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
Onderwerp
Doel bepalen
Vragen bedenken 
Uitvoeren
Analyseren
Conclusie schrijven
Terugkoppelen

Slide 2 - Sleepvraag

CHECK
Je hebt nu je onderwerp, probleemstelling, doelstelling, hoofdvraag en deelvragen helder.

Nu ga je je enquête vragen opstellen! 

Slide 3 - Tekstslide

Waaraan denk je bij het afnemen van een interview?

Slide 4 - Woordweb

de Enquête
  • Veelgebruikte, maar ook arbeidsintensieve methode
  • Levert vooral kwantitatieve informatie -> tabellen, grafieken
  • Goede enquête = bruikbare, betrouwbare en verwerkbare informatie 
  • Veel zorg besteden aan je vragenlijst

Slide 5 - Tekstslide

Introductie
Voordat je start met je enquête schrijf je een korte introductie met daarin de reden dat de enquête is opgesteld, hoeveel minuten tijd het de respondent kost om het in te vullen, wie de onderzoeker(-s) is/zijn.

Respondent = een persoon of organisatie die de enquête in heeft gevuld.

Slide 6 - Tekstslide

De enquête vragen hangen af van je eerder opgestelde hoofdvraag en deelvragen.

Deze wil je (deels) kunnen beantwoorden dankzij de gegevens  die je door het afnemen van je enquête zal verzamelen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden van enquêtes
Check deze website om inspiratie op te doen

Let op: je maakt je eigen enquête via Microsoft Forms!

Slide 8 - Tekstslide

Proefenquête
Als je de vragenlijst hebt gemaakt; is het raadzaam om deze te laten 
invullen door enkele proefpersonen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

wat valt je op tijdens dit filmpje?

Slide 11 - Woordweb

Het begin van een interview
  1. Bedenk wat jouw doel gaat zijn. 
  2. Wat wil je bereiken?

Slide 12 - Tekstslide

Interviewtechnieken
Soort vragen:               gesloten vragen
                                            open vragen
LSD-techniek: 
  • L: luisteren
  • S: samenvatten
  • D: doorvragen

Slide 13 - Tekstslide

 Interviewtechnieken
  • Luister meer dan dat je praat
  • Stel duidelijke vragen en formuleringen
  • Wees objectief
  • Ben empathisch
  • Ben enthousiast / een positieve uitstraling

Slide 14 - Tekstslide

waar moet een goede vraag aan voldoen?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Video

Wat vond jij het grootste verschil tijdens dit interview?

Slide 17 - Open vraag

Soorten vragen
Open vragen
Gesloten vragen
Suggestieve vragen
Controlevragen
Doorvragen
Dubbelevragen

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk een vraag waar je alleen JA of NEE kan beantwoorden!

Slide 19 - Open vraag

Gesloten vraag
Gesloten vragen stel je om feiten en details achter te halen.
Een gesloten vraag begint met een werkwoord, een veronderstelling of bestaat uit een keuzevraag.

Vraag met een werkwoord: Heb jij een fiets? Antwoord - Ja of Nee
Vraag met veronderstelling: Dus als ik het goed begrijp, ben je het wel eens met mijn visie?
Een keuzevraag: Zal ik contact met hem opnemen of doe jij dat?

Om duidelijk antwoord te krijgen op je hoofdvraag, moet je meer gesloten vragen stellen t.o.v. open vragen.

Slide 20 - Tekstslide

Werkt u vanuit huis?
A
JA
B
NEE

Slide 21 - Quizvraag

Bent u tevreden met de maatregelen die genomen zijn?
A
Zeer tevreden
B
Tevreden
C
Ontevreden
D
Zeer ontevreden

Slide 22 - Quizvraag

Bedenk een vraag waaruit een persoon veel informatie kan geven.

Slide 23 - Open vraag

Open vraag
Door open vragen te stellen nodig je de persoon uit om meer informatie te geven.
Om juiste vragen te stellen kun je een ezelsbruggetje gebruiken!  Vragen met de 5W's en 1H
- Wie    - Waar     - Hoe
- Wat    - Wanneer    -Waarom

Aan welke eisen moet moet een open vraag voldoen?
- De vraag is neutraal
- Zo kort mogelijk
- Met het juiste vraagwoord
- Uitnodigend gesteld


Slide 24 - Tekstslide

Wat voor werk doet u?

Slide 25 - Open vraag

Wat voor maatregelen heeft u genomen om Coronavirus te beperken?

Slide 26 - Open vraag

Suggestieve vraag
Een suggestieve vraag bevat een mening, om naar een bepaalde richting op te sturen.

Vind jij dat Iphone 11 ook heel erg slecht is? JA/NEE

Vragen waarin een aanname besloten ligt

Ja: dan stem je met de gene in die de vraag stelt.
Nee: dan stem je indirect in met de bewering. 


Slide 27 - Tekstslide

Wist u dat de heer Rutte de juiste stappen heeft genomen om tegen het coronavirus te strijden?
Deze vraag stuurt je een bepaalde kant op en is dus suggestief. Formuleer deze vraag opnieuw.

Slide 28 - Open vraag

Formuleer zelf eens een suggestieve vraag.

Slide 29 - Open vraag

Controlevraag
Een controlevraag wordt gesteld om er achter te komen of je het juist hebt begrepen.

Bent u het met mij eens dat u vaker uw handen wast dan voorheen?


Slide 30 - Tekstslide

Bent u met mij eens dat de heer Rutte juiste stappen heeft gezet?

Slide 31 - Open vraag

Doorvragen
Wanneer je een open vraag stelt, krijg je heel veel informatie, maar er zitten vaak verschillende onderdelen in. 

Ik houd van alle soorten kaas! Je hebt een duidelijk antwoord. 
Ik houd van kaas, maar niet van alle soorten kazen. Je hebt geen duidelijk antwoord.
Nu kun je een doorvraag stellen, van welke kazen houdt u?

Nu krijg je een duidelijk antwoord!

Bedenk vragen waar je duidelijk antwoord op kan krijgen!

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld
Vraag: Wat doet u in uw vakantie?
Antwoord: Ik ga vaak naar Oostenrijk.
Welke vragen zou je kunnen stellen?

Slide 33 - Open vraag

Dubbelevragen
Dubbele Vragen worden soms per ongeluk gebruikt. 
Je stelt in één zin twee vragen. Je krijgt dan geen duidelijk antwoord op je vraag. 

Vindt u dat de leerlingen op tijd aanwezig zijn in de les en dat ze altijd luisteren?
Je kan het beter splitsen.

Zijn de leerlingen op tijd aanwezig in de les?
Luisteren de leerlingen altijd in de les?

Zo heb je een beter beeld en is het ook makkelijker te analyseren.

Slide 34 - Tekstslide

Wat doe je met de resultaten van de enquête?
A
Niks
B
Analyseren
C
Terugkoppelen
D
Inlijsten

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Analyseren 
Wat zijn de positieve aspecten?
Wat zijn de negatieve aspecten?
Hoe luidt het totaaloordeel?
Wat zijn de conclusies?

Slide 37 - Tekstslide

Conclusie schrijven
korte samenvatting met de belangrijkste punten!

Slide 38 - Tekstslide

Terugkoppelen naar belanghebbende 

Geef de informatie aan de betrokkenen. 

Slide 39 - Tekstslide