2vwo - Les 1: hoofdzin + bijzin

Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van deze les
Doel: aan het einde van de les weet je wat een samengestelde zin is en weet je wat hoofd- en bijzinnen zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv van de volgende zin:
"Ik vraag wat geld te leen"

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv in de volgende zin:
"Peter zegt dat hij morgen een reep chocolade mee zal nemen"

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: zin met één persoonsvorm


Samengestelde zin: zin met twee of meer persoonsvormen


Een samengestelde kan bestaan uit: hoofdzin + bijzin (of andersom) of een hoofdzin + hoofdzin. 



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
Enkelvoudige zin
Vandaag leer ik over samengestelde zinnen.
Ik ga naar school, omdat ik slim wil worden.
Ik kan een moeilijke en lange samengestelde zin herkennen.
Deze stof vind ik makkelijk en ik hoef niet veel te leren.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen 
Zinnen met meer dan één persoonsvorm hebben verschillende structuren: hoofd- en bijzinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzinnen & bijzinnen.
Weet je hier al iets van?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin (HZ)

- onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar

- 'belangrijkste zin'

- een samengestelde zin heeft altijd minstens één hoofdzin


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd, omdat ze goed geschreven zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzin (BZ)

- Onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar OF er kan een zinsdeel tussen. PV staat vaak achter in bijzin

- bijzin begint vaak met voegwoord 
- een bijzin heeft altijd een hoofdzin nodig. 

- Tip: plaats het woordje 'niet' tussen pv en ow. Klinkt de zin nog goed? Dan is het een bijzin!


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd, omdat ze goed geschreven zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoofdzin
Kenmerken bijzin
pv + ow staan naast elkaar 
pv + ow zijn (vaak)  gescheiden 
Je kunt deze zin vervangen door een woord/woordgroep
Tussen de pv en het ow kunnen geen zinsdelen staan.
zin kun je vaak wel zelfstandig gebruiken
zin kun je vaak niet zelfstandig gebruiken

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Petra wil graag met haar moeder tennissen'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Doel van de les behaald?
Aan het einde van de les weet je wat een samengestelde zin is en weet je wat hoofd- en bijzinnen zijn.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je weet wat het verschil is tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin en je weet het verschil tussen hoofd- en bijzinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor de volgende les
Huiswerk voor maandag 22 mei:
(Af)maken opdracht 1 op blz. 119

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einddoel - wat moet je kunnen? 
Je moet straks kunnen bepalen hoe een zin is samengesteld (de structuur van de zin):

  • hoofdzin-hoofdzin (H-H)
  • hoofdzin - bijzin (H-B) 
  • bijzin - hoofdzin (B-H)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a en b zijn beide BZ
C
a is HZ, b is BZ
D
a is BZ, b is HZ

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling. Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdzin en een bijzin is.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor vrijdag 
Maak opdracht 5 op blz. 250 
Geef aan of het een enkelvoudige zin of samengestelde zin is. Als het een samengestelde zin is, geef je de structuur aan. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies