pakvanmijnhartgr8

Tekst:                     pak van mijn hart
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Tekst:                     pak van mijn hart

Slide 1 - Tekstslide

Lees de 34 t/m 37. Welke zin past hier het beste bij?
A
Koen wil Tim vertellen wie op zijn lootje staat
B
Tim heeft haast en wil naar huis
C
Tim waarschuwt Koen dat hij zich er niet mee moet bemoeien
D
Koen plaagt Tim met het lootje

Slide 2 - Quizvraag

Lees regel 33 (Tim... kleur). Bij welke alinea past deze zin goed?
A
De 1e alinea
B
De 2e alinea
C
De 3e alinea
D
De 4e alinea

Slide 3 - Quizvraag

Welke tekstsoorten herken je in deze tekst?

Slide 4 - Open vraag

Lees r. 62-63(straks... ben). Wat doet Tim hier?
A
Hij doet een voorstel
B
Hij geeft een waarschuwing
C
Hij noemt een gevolg
D
Hij trekt een conclusie

Slide 5 - Quizvraag

Lees de 7e alinea.
Wat wil de schrijver vooral duidelijk maken?
A
Dat Tim te lui is om een surprise te maken
B
Dat Tim geen zin heeft om een surprise te maken
C
Dat Tim heel erg twijfelt wat hij moet maken
D
Dat Tim geen surprise kan maken omdat hij zere tanden heeft in zijn mond

Slide 6 - Quizvraag

Lees de 8e alinea, r 79-82 (nog.... anders,) en r. 82-85(Opeens... slag). Het zijn 2 verschillende stukjes tekst. Wat is het verband tussen deze 2 stukjes tekst. Stukje 2 bevat....
A
Een tegenstelling met stukje 1
B
Een oorzaak van stukje 1
C
Het gevolg van stukje 1
D
Voorbeelden van stukje 1

Slide 7 - Quizvraag

Lees de 9e alinea. Waar gaat dit stuk vooral over?
A
Over het grote pak wat voor Amber gemaakt is
B
Over hoe Sinterklaas is aangekomen op school
C
Over hoe de surprises eruit zien
D
Over hoe de ochtend tot nu toe verloopt

Slide 8 - Quizvraag

Lees r. 138 (als.. zweven). Hoe voelt Tim zich hier?
A
extreem blij
B
in de war
C
duizelig
D
verdrietig

Slide 9 - Quizvraag

In welke regel staat figuurlijk taalgebruik? Type die zin in (er zijn meerdere antwoorden mogelijk).

Slide 10 - Open vraag

Welke bewering past het best bij de Tim?
A
Hij is verlegen
B
Hij is dapper
C
Hij is bang
D
Hij is lui

Slide 11 - Quizvraag