3B 1.4 - Adverbs & place prepositions

Welcome! Part I
Today:
1. Homework check
2. Grammar:
prepositions (voorzetsels)

3. Time for homework
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome! Part I
Today:
1. Homework check
2. Grammar:
prepositions (voorzetsels)

3. Time for homework

Slide 1 - Tekstslide

Prepositions of place

Slide 2 - Tekstslide

Grammar time!
 (Prepositions of Place) 

Slide 3 - Tekstslide


My book is in my bag.


I am in my room. 






We live in the Netherlands.


My book is on the table.


I am on the bus to Leeuwarden.




We are at school.





Slide 4 - Tekstslide

En= In

πŸ‡³πŸ‡± = In

My book is in my bag.


I am in my room. 

πŸ‘†πŸ» Afgesloten ruimtes


I live in the Kardinaal de Jongweg.

πŸ‘†πŸ» Wegen


We live in the Netherlands.

πŸ‘†πŸ» Landen/grote gebieden

En= On 

πŸ‡³πŸ‡±= Op

My book is on the table.

πŸ‘†πŸ» Oppervlaktes

I am on the bus to Leeuwarden.

πŸ‘†πŸ» Openbaar vervoer


En= At 

πŸ‡³πŸ‡± = Op

We are at school.

πŸ‘†πŸ» Gebouwen

I live at the Kardinaal de Jongweg 20.

πŸ‘†πŸ» Straatnummers



Slide 5 - Tekstslide

On and At?
Betekenen dus allebei "op"

Maar... Wat is dan het verschil tussen:
- I am at school?
en
- I am on school? 

Slide 6 - Tekstslide

The boy is on school. 
(bovenop)
These kids are at school.
πŸ‘‡πŸ»
πŸ‘‡πŸ»

Slide 7 - Tekstslide

In
On
In front of
Between
Next to
Under
Above

Slide 8 - Sleepvraag

I live ______ Germany.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quizvraag

1. The elephant is.......... the chair
A
next to
B
in front of
C
under
D
between

Slide 10 - Quizvraag

6. The girl is hiding............... the tree
A
under
B
behind
C
in front of
D
in

Slide 11 - Quizvraag

5. He is stuck.................the rocks
A
opposite
B
next to
C
between
D
on

Slide 12 - Quizvraag

2. The puppies are.........the basket
A
in
B
opposite
C
behind
D
on

Slide 13 - Quizvraag

7. The girls are standing............the bear
A
opposite of
B
behind
C
in front of
D
on

Slide 14 - Quizvraag

3. The statue of the girl is.................
the statue of the bull
A
next to
B
in
C
between
D
opposite

Slide 15 - Quizvraag

I meet you _______ the cinema.
A
on
B
between
C
in front of

Slide 16 - Quizvraag

8. The pig is.............the skateboard
A
on
B
in front of
C
under
D
in

Slide 17 - Quizvraag

4. He is hiding............his desk
A
behind
B
on
C
in front of
D
under

Slide 18 - Quizvraag

The library is _______ (tussen) the supermarket and the cafe.
A
between
B
next to
C
on

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

Homework for next time
Make; 
1.4, exercise 3 t/m 6 + 9, 10

Slide 21 - Tekstslide

Welcome! Part II
Today:
1. Homework check
2. Grammar:
Adverbs (bijwoord)

3. Time for homework

Slide 22 - Tekstslide

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (HOE iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 23 - Tekstslide

She sings ................. (mooi)

Slide 24 - Woordweb

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 25 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 26 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 27 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
-> fantastically
-> classically
-> ironically

Slide 28 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 29 - Tekstslide

LET OP! Sommige bijwoorden VERANDEREN NIET !
fast
long
hard
late

Slide 30 - Tekstslide

LET OP! 
good -> bijwoord -> well

Slide 31 - Tekstslide

Wat is juist?
He spoke ..... to her parents.
A
nice
B
nicely

Slide 32 - Quizvraag

Wat is juist?
She did her make-up ..........
A
careful
B
carefully

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist?
She sings .....
A
beautiful
B
beautifully

Slide 34 - Quizvraag


A
The music plays loudly.
B
The music plays loud.

Slide 35 - Quizvraag

Let's eat lunch.................
A
quick
B
quickly

Slide 36 - Quizvraag

Wat is juist?
Some people like to eat very .....
A
slowly
B
slow

Slide 37 - Quizvraag

Wat is juist?
He was running ...................
A
fast
B
fastly

Slide 38 - Quizvraag

Wat is juist?
The thieves were ..... walking around.
A
nervous
B
nervously

Slide 39 - Quizvraag

Wat is juist?
I can ..... find an exit.
A
easy
B
easily

Slide 40 - Quizvraag

The football player moved ......................
Deze video is niet meer beschikbaar
explain
A
sudden
B
suddenly

Slide 41 - Quizvraag

Wat is juist?
Mr Trump looks .......... for his glasses.
A
careful
B
carefully

Slide 42 - Quizvraag

Homework for next time
Make; 
1.4, exercise 7, 8, 11, 12, 13

Slide 43 - Tekstslide