thema2
het gesprek
A
de gesprekken
B
de gespreks
C
de gespreken
D
de gesprek
1 / 32
Onderdelen in deze les
het gesprek
A
de gesprekken
B
de gespreks
C
de gespreken
D
de gesprek
Slide 1 - Quizvraag
de koe
A
de koeien
B
de koei
C
de koes
D
de koe
Slide 2 - Quizvraag
het oor
A
de oors
B
de oren
C
de oor
D
de ooren
Slide 3 - Quizvraag
de boer
A
de boers
B
de boere
C
de boer
D
de boeren
Slide 4 - Quizvraag
de kat
A
de katen
B
de katten
C
de kats
D
de kat
Slide 5 - Quizvraag
het vuur
A
de vuurs
B
de vurs
C
de vuren
D
de vuuren
Slide 6 - Quizvraag
het bord
A
de bords
B
de boorden
C
de borden
D
de bord
Slide 7 - Quizvraag
de baan
A
de baanen
B
de baan
C
de banen
D
de baans
Slide 8 - Quizvraag
de klok
A
de kloks
B
de kloken
C
de klok
D
de klokken
Slide 9 - Quizvraag
de verjaardag
A
de verjaardags
B
de verjaardag
C
de verjaardagen
D
de verjaardaagen
Slide 10 - Quizvraag
het schaap
A
de schapen
B
de schaapen
C
de schaaps
D
de schaap
Slide 11 - Quizvraag
het probleem
A
de probleems
B
de problemmen
C
de probleem
D
de problemen
Slide 12 - Quizvraag
de vis
A
de visen
B
de vis
C
de vissen
D
de visse
Slide 13 - Quizvraag
de spiegel
A
de spiegels
B
de spiegelen
C
de spiegel
D
de spiegel's
Slide 14 - Quizvraag
de tafel
A
de tafelen
B
de tafels
C
de tafellen
D
de tafel's
Slide 15 - Quizvraag
de knoop
A
de knoppen
B
de knopen
C
de knoopen
D
de knoops
Slide 16 - Quizvraag
het glas
A
de glasen
B
de glaas
C
de glaazen
D
de glazen
Slide 17 - Quizvraag
de weg
A
de wegs
B
de weegen
C
de wegen
D
de wege
Slide 18 - Quizvraag
het ei
A
de eien
B
de eizen
C
de eiers
D
de eieren
Slide 19 - Quizvraag
de laars
A
de laarsen
B
de laarzen
C
de laarseren
D
de laars
Slide 20 - Quizvraag
A
Slide 21 - Quizvraag
groot-groter-het......
A
groterst
B
grootst
Slide 22 - Quizvraag
hoog-..............-het hoogst
A
hoger
B
hooger
Slide 23 - Quizvraag
dun-dunner-het............
A
duntst
B
dunst
Slide 24 - Quizvraag
lief-...............-het liefst
A
liefer
B
liever
Slide 25 - Quizvraag
doof-.....................-het doofst
A
dover
B
dofer
Slide 26 - Quizvraag
duur-.....................-het duurst
A
duurderer
B
duurder
Slide 27 - Quizvraag
goed-....................-best
A
beeter
B
beter
Slide 28 - Quizvraag
veel-meer-...................
A
het meest
B
het meeste
Slide 29 - Quizvraag
weinig-....................-het minst
A
weiniger
B
minder
Slide 30 - Quizvraag
graag-liever-....................
A
het lieverst
B
het liefst
Slide 31 - Quizvraag
A
