- winnen: De hoogspringer
wint de gouden plak.
- drinken: Ik dronk vanmorgen voor het eerst een kop koffie.
- maken: Mischa heeft een vogelhuisje gemaakt.
- lachen: Ik moest lachen om de grappen van mijn vriend.
Er zijn ook werkwoorden met een onduidelijke betekenis, zoals hebben, zullen, kunnen, worden of zijn.
Wat is de PV in deze zinnen?