Voorbeeld: De docent zegt dat je aan het werk moet. Jij:
- gaat halverwege het pakken van je spullen een gesprek aan met degene naast je,
- weet dan eigenlijk niet meer wat je moet doen,
- komt niet aan het werk.
Of
Je gaat thuis woordjes leren voor Frans. Maar:
- Tijdens het leren van de woordjes krijg je een melding binnen.
- Je pakt je telefoon en reageert.
- Je scrollt verder en raakt zo een kwartier van je tijd kwijt.