- Er is dus 1 allel van beide genen aanwezig in elke geslachtcel.
- Alle mogelijke chromosoomcombinaties moeten gemaakt worden.
Slide 11 - Tekstslide
Laten we een rund met genotype AaBb nader bestuderen.
Diploide cel VOOR meiose
- heterozygoot voor beide allelen
- genen liggen op verschillende chromosomen
Zaadcellen NA meiose
- haploid: dus per chromosoompaar 1 exemplaar. Dus ook per gen 1 allel
- Altijd een lang en een kort chromosoom
- Welke van de twee lange in een dochtercel komen met welke van de twee korte is toeval
- Alle chromosoomcombinaties komen dus voor.
Slide 12 - Tekstslide
Noteer alle mogelijke genotypen van de zaadcellen van dit rund (AaBb).
Slide 13 - Open vraag
Noteer alle mogelijke genotypen van de eicellen van de oorspronkelijke koe (AABB). Doe dit ook voor de oorspronkelijke stier (aabb). Wat is het genotype van alle nakomelingen in de F1?
Slide 14 - Open vraag
Nu kruisen we een koe en een stier uit deze F1 onderling verder.
Werk de kruising met deze runderen uit in een kruisingstabel:
Upload je kruisingstabel hier.
Slide 15 - Open vraag
Noteer de fenotypeverhouding van de runderen uit de F2 van deze kruising. Doe dat als volgt: cijfer : cijfer : cijfer : cijfer
Slide 16 - Open vraag
fenotypeverhouding: 9 : 3 : 3 : 1
dihybride kruisingstabel
- creeren van overzicht
- inventariseren van alle mogelijkheden.
- bepalen van een fenotype verhouding
Wanneer is het niet handig?
- kansberekening voor 1 bepaald genotype/fenotype?
Slide 17 - Tekstslide
Kan het dan ook anders? Jazeker!
Als je de kans wil berekenen voor één genotype, kan het ook als volgt:
Bij tomatenplanten komen genen voor voor bladlengte en bladrand. Beide genen liggen op verschillende chromosomen(paren), dus ze erven onafhankelijk over. We voeren de volgende kruisingen uit.
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
F1 wordt onderling doorgekruist
Welk deel van de F2 heeft lange, gave bladeren?
Slide 18 - Tekstslide
Uitwerkingsstrategie
1. Bepaal genotypen van P. generatie
2. Bepaal genotypen van F1. generatie
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.
Slide 19 - Tekstslide
Stap 1: Bepaal genotype van P. generatie
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
Wat zijn de genotypen van beide ouderplanten?
Slide 20 - Open vraag
Stap 2: Bepaal genotype van F1. generatie
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
Wat zijn de genotypen van de nakomelingen in de F1?
Slide 21 - Open vraag
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
Eerste eigenschap: bladlengte
F1: Ll x Ll
Welk deel zal lange bladeren hebben in de F2?
Slide 22 - Open vraag
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
Tweede eigenschap: bladrand
F1: Rr x Rr
Welk deel zal gave bladeren hebben in de F2?
Slide 23 - Open vraag
4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.
Welk deel heeft lange EN gave bladeren?
Zet ook je berekening in je antwoord
Slide 24 - Open vraag
DUS....
Wil je een fenotype/genotypeverhouding vaststellen of wil je overzicht over alle mogelijkheden? --> Maak dan een dihybride kruisingstabel
Wil je de kans bepalen voor één feno-/genotype? --> Bereken per losse eigenschap de kans en vermenigvuldig dan met elkaar
Slide 25 - Tekstslide
Terugkruisen: genotype van ouders bepalen
Het kan ook andersom. Als je weet in welke verhouding bepaalde fenotypen in de nakomelingen terugkomen, valt daaruit vaak de genotypen van de ouders terug te halen.
Bij konijnen komen twee vachtkleuren voor: zwart (A) en bruin (a)
Daarnaast komen twee oorvormen voor: hangend (b) en staand (B)
Beide genen liggen op verschillende chromosomenparen.
Slide 26 - Tekstslide
De volgende kruising wordt uitgevoerd: ??? x ???
De volgende nakomelingen ontstaan
Wat zijn de genotypen van de ouderkonijnen?
Slide 27 - Tekstslide
We beginnen met vachtkleur.
Wat is (bij benadering) de fenotypeverhouding bij de nakomelingen?
Slide 28 - Open vraag
Als de fenotype verhouding 1 : 1 is, wat MOET dan de genotypen van beide ouders zijn (gebruik de letter A)?
Slide 29 - Open vraag
Nu voor oorvorm
Wat is de fenotypeverhouding bij de nakomelingen en wat zijn dan de genotypen bij ouders?
Slide 30 - Open vraag
Wat zijn de genotypen en fenotypen van beide ouderkonijnen?
Slide 31 - Open vraag
En zo doe je dat!!!
de fenotypeverhouding van het nageslacht kan dus worden gebruikt om terug te redeneren wat de genotypen en fenotypen zijn geweest van de ouders.
Slide 32 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een dihybride kruising inhoudt
Je kunt door middel van kruisingstabellen dihybride kruisingen uitwerken
Je kunt vraagstukken over dihybride kruisingen systematisch uitwerken
Je kunt, afhankelijk van het doel, dihybride kruisingen op twee verschillende wijzen uitwerken
Je kunt terugredenen wat geno- en fenotypen zijn van ouders als de fenotypeverhouding van het nageslacht gegeven is.