In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
- je kan de persoonsvorm in een zin herkennen
- je kan werkwoorden (bijna) foutloos vervoegen in de TT, de VT, de GW, het VD, het OD en als bijvoeglijk naamwoord (bn.)
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
Heb ik te maken met een persoonsvorm???
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt.
Best kans dat er nog een ongeluk gebeur..
De pv verandert van tijd:
Ik neem een Big Mac. Ik smul ervan.
Ik nam een Big Mac. Ik smulde ervan.
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, doe je de VERLENGPROEF.
Als je het niet zeker weet gebruik je 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap.
Ik heb een Big Mac genomen VD
Kwijlend nam ik een hap OD
Ik heb zin om een Big Mac te nemen INF
Geef me eens een Big Mac! GW
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac BN
Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.
Eindigt op: -EN, -D, -T
Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.
ig Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.
Twijfel je tussen -d of -t, gebruik dan weer de verlengproef of
't ex-kofschip.
Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
Geeft aan hoe iets gebeurt.
Hele werkwoord + een D (makkelijk!)
Kwijlend nam ik een hap. Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.
Wordt gebruikt als het om een gebod of bevel gaat.
Staat op de eerste plaats in de zin.
Heeft geen onderwerp bij zich.
Geef me een Big Mac!
Braad ze bruin, die frietjes!
Staat vóór een zelfstandig naamwoord.
Is een VD of OD geweest.
Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.
Let op: 1 T! (want: zo kort mogelijk)