20-21/H3 par. 3.6 IWO berekenen vanuit omzet

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBO

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
  • Lesdoelen en examentermen
  • Herhalen par. 3.6 - IWO berekenen vanuit de verkochte voorraad
  • Nieuw uitleg par. 3.6 - IWO berekenen vanuit de omzet
  • Afgewisseld met interactieve vragen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:

  • Je leert hoe je de inkoopwaarde van de
      omzet moet berekenen vanuit de omzet en
      brutowinst.
  • Je leert wat brutowinst is en hoe je deze
      moet berekenen.


Slide 3 - Tekstslide

De examentermen van par. 3.6 (IWO):
  • Staan niet specifiek genoemd in de examentermen, maar voor andere formules die wel in de examentermen worden genoemd moet je de IWO kunnen berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet
Wat is ook al weer inkoopwaarde van de omzet?
Dat gaan we op de volgende dia bekijken.

Slide 5 - Tekstslide

                                 Omzet

  • Omzet is het totale aantal aan artikelen die
      een winkel aan klanten heeft verkocht,
      vermenigvuldigd met de verkoopprijs.

  • Voorbeeld:
      Een winkel heeft deze week 20 kandelaars
      verkocht tegen een verkoopprijs van € 25,-
      per stuk.
      Dan is de omzet van de kandelaars van die
      week 20 x € 25,-   =  € 500,-

                          Inkoopwaarde van de omzet (IWO)

  • Om artikelen te kunnen verkopen moet een winkel eerst de
      artikelen inkopen bij een leverancier. 
  • De winkelier betaalt hiervoor een inkoopprijs.
  • De inkoopwaarde van de omzet is het totale aantal
      artikelen dat verkocht is tegen inkoopprijzen.

  • Voorbeeld:
    - De 20 kandelaars die de winkel deze week heeft verkocht
       heeft de winkel eerst moeten inkopen.
    - Hiervoor heeft de winkel een inkoopprijs betaald.
    - De inkoopprijs per stuk van een kandelaar is € 10,-. 
    - Voor de 20 kandelaars die de winkel heeft verkocht is dus
       in totaal een inkoopprijs van 20 x € 10,-  =    € 200,- betaald
       door de winkelier.
    - Dit noem je de inkoopwaarde van de omzet (IWO).

Slide 6 - Tekstslide

Berekenen IWO
Je kunt de inkoopwaarde van de omzet op twee manieren berekenen:
  • Vanuit de verkochte voorraad (dit hebben we vorige week geoefend).
  • Vanuit de omzet (gaan jullie in deze les leren).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De voorraad op 1 januari is € 250.000 / De voorraad op
31 december is € 210.000 / Het totaalbedrag aan inkopen voor dat jaar is € 185.000 / Hoeveel bedraagt de inkoopwaarde van de omzet?

Slide 9 - Open vraag

Uitleg kennisvraag
IWO = beginvoorraad + inkopen - eindvoorraad
IWO = € 250.000 + € 185.000 - € 210.000 = € 225.000

Slide 10 - Tekstslide

Manier 2: berekenen IWO vanuit de omzet
  • Je kunt de inkoopwaarde van de omzet (IWO) ook berekenen vanuit de
      omzet.
  • De formule is dan:
                   Inkoopwaarde van de omzet    =     omzet      -    brutowinst

Slide 11 - Tekstslide

Brutowinst uitrekenen
  • Een winkelier heeft een omzet van € 75,- 
  • De inkoopwaarde van de omzet is € 45,-
  • De winkelier heeft dus € 75 - € 45 = € 30 winst gemaakt.
  • Dit noem je de brutowinst.
  • Brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de omzet

Slide 12 - Tekstslide

Uitdrukken in percentage en in geld (euro's)
  • Je weten dat je de omzet, de IWO en de brutowinst kunt uitdrukken in procenten en in euro's.
  • Voorbeeld:
                                              Omzet                         €  75,-                100%
                                              IWO                              €  33,75               45%               
                                              _____________   -     ___________  -  ________  -
                                              Brutowinst               € 41,25                 55%

Slide 13 - Tekstslide

Let op:
Je kunt de brutowinst uitrekenen:
  1. als percentage van de omzet      óf
  2. als percentage van de IWO
 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Een voorbeeld
  • Dave heeft een sportwinkel en verkoopt voetballen.
  • De brutowinst van de omzet van de voetballen is 68%.
  • De omzet van de voetballen was het afgelopen jaar € 4.250.
  • Wat is de IWO en wat is de brutowinst in euro's?

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg vraag
Gegevens:
De brutowinst van de omzet van de voetballen is 68%. De omzet van de voetballen was het afgelopen jaar € 4.250.  Wat is de IWO en wat is de brutowinst in euro's?

Uitwerking:      er staat brutowinst van de omzet dus de omzet is dan 100%
Omzet                             € 4.250             100%
Brutowinst                    €     ?                     68%                      € 4.250 : 100 x 68  =  €  2.890       
____________  -              __________  -     _______   -
IWO                                 €       ?                      32%                     € 4.250 : 100 x 32  =  €  1.360

Slide 18 - Tekstslide

Een winkel verkoopt sieraden / de brutowinst op armbanden is 28% van de IWO / de omzet is € 380.000 / wat is de IWO in euro's ?

Slide 19 - Open vraag