Bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijke bepalingen en bijstellingen
Doelen
- herhaling bijvoeglijk naamwoord
- je weet wat een bijvoeglijk bepaling is
- je weet wat een bijstelling is
- je weet wat het verschil is tussen alle drie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijke bepalingen en bijstellingen
Doelen
- herhaling bijvoeglijk naamwoord
- je weet wat een bijvoeglijk bepaling is
- je weet wat een bijstelling is
- je weet wat het verschil is tussen alle drie
Slide 1 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Vertelt iets over een zelfstandignaamwoord Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor of achter een zelfstandig naamwoord!
Slide 2 - Tekstslide
Bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij het zelfstandig naamwoord: auto.
Slide 3 - Woordweb
Bijvoeglijke bepaling
Noemt een kenmerk, bijzonderheid of eigenschap van een zelfstandig naamwoord binnen een zinsdeel.
Een bijvoeglijke bepaling is nooit een apart zinsdeel!
Nu komt een voorbeeld!
Slide 4 - Tekstslide
Hoe vind je de bijvoeglijke bepaling in een zin?
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis.
Zoals je kan zien zijn bijvoeglijke bepalingen meestalbijvoeglijke naamwoorden, maar het kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen.
Slide 5 - Tekstslide
De Nederlandse voetballer heeft een zwarte voetbal weggetrapt. De oude kat is verdwaald in het grote bos. Als ik de grote stad in ga, vind ik het leuk om te lunchen in een simpel kroegje. Onze baas gaf een korte demonstratie Mijn oma probeert mij altijd vol te proppen met het lekkerste eten.
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden/bepalingen in deze zin en bij welke zelfstandig naamwoorden horen deze woorden?
Slide 6 - Woordweb
De bijstelling, wat is het?
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld bijvoeglijke bepaling
De voetballer uit Nederland | heeft | een zwarte voetbal | weggetrapt.
uit Nederland is de bijvoeglijke bepaling van voetballer.
Zwarte is de bijvoeglijke bepaling van voetbal.
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn bijvoeglijke bepalingen in deze zin? De houten tafel | staat | bij de jongen uit Frankrijk.
A
houten, de jongen
B
houten, staat
C
houten, uit Frankrijk
D
staat, uit Frankrijk
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn in deze zin bijvoeglijke bepalingen? De oude man heeft een groene fiets.
A
oude, groene
B
oude, fiets
C
oude, man
D
man, fiets
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de bijvoeglijke bepaling in deze zin?
De man uit Nederland | staat | op straat.
Slide 11 - Woordweb
Bedenk een bijwoordelijke bepaling bij 'jongen' in deze zin: De jongen | heeft | een nieuwe fiets.
Slide 12 - Woordweb
Wat belangrijk is om te weten is dat:
- een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan.
- er meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
- een bijvoeglijke bepaling altijd onderdeel is van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp).
Slide 13 - Tekstslide
Bedenk een bijvoeglijke bepaling bij 'jongen'.
De jongen uit de Achterhoek | heeft | grote oren.
Slide 14 - Woordweb
De bijstelling
Wat is dat eigenlijk?
Slide 15 - Tekstslide
En dat is de bijstelling
Ook een bijstelling is geen zinsdeel, maar wel een onderdeel van een zinsdeel.
Een bijstelling staat altijd tussen komma's of na een komma.
Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden.
Onze leraar Nederlands, meneer Kempers is het onderwerp.
Met meneer Kempers herhaalt de schrijver het eerste deel, namelijk Onze leraar Nederlands.
Daarom is meneer Kempers een bijstelling.
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de bijstelling in deze zin? Winterswijk, een dorpje in Gelderland, | ligt | bijna | in Duitsland.
A
een dorpje in Gelderland
B
ligt
C
Winterswijk
D
in Duitsland
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de bijstelling in de volgende zin? De docent geschiedenis, meneer Kempers, | heeft | een laptop.
Slide 19 - Woordweb
Lees de zin. Typ de zin over en bedenk een bijstelling bij 'dit huis'.
Ik koop dit huis.
Slide 20 - Woordweb
Wat is in de volgende zin de bijstelling?
Weet jij, Tobias, of we morgen naar Amsterdam gaan?
Slide 21 - Woordweb
Wat is in de volgende zin de bijstelling?
Ik ga morgen naar mijn moeder, mevrouw Van Dijk.
Slide 22 - Woordweb
Breid de zin uit met twee bijstellingen.
Wij hebben een nieuw auto.
Slide 23 - Woordweb
Herhaling:
De bijstelling staat altijd tussen twee komma's wanneer het in het midden van de zin staat of tussen een komma en een punt als het aan het einde van de zin staat:
Ik heb bloemen, een bos rozen, van mijn vriendin gekregen.
Het onderzoek werd geleid door de heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude.
Slide 24 - Tekstslide
Zelf aan het werk
Van de oefentoets maak je nu de opdrachten A t/m K.
Over 20 minuten bespreken we een en ander na. Dan krijg je ook uitleg over de bijstelling.