Havo 2 - PV/WWG/O/LV/MV/BWB/BVB/BIJSTELLING

Uitleg
  • Begin les: dit ken je al
  • Tijdens de les: uitleg
  • Einde les: zelf aan de slag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Uitleg
  • Begin les: dit ken je al
  • Tijdens de les: uitleg
  • Einde les: zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Dit ken je al 
Persoonsvorm
Zinsdeelstrepen zetten
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Bij stap 1 bepaal je de persoonsvorm. Op welke manier?
A
Getalproef en tijdproef
B
Vraagzin maken
C
Getalproef en vraagzin maken
D
Tijdproef en vraagzin maken

Slide 3 - Quizvraag

Wat doe je bij stap 2?
A
Je benoemt het onderwerp.
B
Je benoemt het werkwoordelijk gezegde.
C
Je zet zinsdeelstrepen.
D
Je benoemt het lijdend voorwerp.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe voer je stap 2 uit?
Met andere woorden: wanneer heb je een zinsdeel gevonden?

Slide 5 - Woordweb

Wat is stap 3?
A
Je benoemt het lijdend voorwerp
B
Je benoemt het onderwerp.
C
Je benoemt het meewerkend voorwerp.
D
Je benoemt het werkwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Quizvraag

Bij stap 4 benoem je het onderwerp.
Welke vraag moet je stellen om het onderwerp te vinden?

Slide 7 - Woordweb

Wat doe je bij stap 5?
A
Je benoemt het onderwerp.
B
Je benoemt het meewerkend voorwerp.
C
Je benoemt het lijdend voorwerp.
D
Je benoemt het gezegde.

Slide 8 - Quizvraag

Welke vraag moet je bij stap 5 stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 9 - Woordweb

Welke vraag stel je bij stap 6 om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
Aan wie/voor wie + WWG + O + LV
B
Aan wie + WWG + LV
C
Voor wie + WWG + O
D
Aan wie/voor wie + O + LV

Slide 10 - Quizvraag

De kans is groot dat er een zinsdeel overblijft in de zin. Dit is vaak een...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Bijvoeglijke bepaling
C
Chips
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quizvraag

Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Gisteren heeft mijn moeder in Gelderland een cadeautje gegeven aan mijn vader.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Gisteren | heeft | mijn moeder | in Gelderland | een cadeautje | gegeven | aan mijn vader.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Gisteren | heeft | mijn moeder | in Gelderland | een cadeautje | gegeven | aan mijn vader.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Gisteren | heeft | mijn moeder | in Gelderland | een cadeautje | gegeven | aan mijn vader.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Gisteren | heeft | mijn moeder | in Gelderland | een cadeautje | gegeven | aan mijn vader.

Slide 16 - Open vraag

Welke zinsdelen blijven er over?
Gisteren | heeft | mijn moeder | in Gelderland | een cadeautje | gegeven | aan mijn vader.

Slide 17 - Open vraag

Nieuwe uitleg vandaag 
  • Bijvoeglijke bepaling
  • Bijstelling
  •  Voorzetselvoorwerp

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
  • Geen apart zinsdeel, maar onderdeel van een zinsdeel
  • Noemt een kenmerk, bijzonderheid of eigenschap van een zelfstandig naamwoord binnen een zinsdeel. 

Nu komt een voorbeeld!

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld
De voetballer uit Nederland | heeft | een zwarte voetbal | weggetrapt. 

  • Voetballer is een zelfstandig naamwoord. 'Uit Nederland' zegt iets over de voetballer, dus 'uit Nederland' is een bijvoeglijke bepaling.

  • Voetbal is een zelfstandig naamwoord. 'Zwart' zegt iets over de voetbal, dus zwart is een bijvoeglijke bepaling.

Slide 20 - Tekstslide

Zelf een opdracht maken
Je werkt in de digitale leeromgeving eDition.
Blok 1 - grammatica - opdrachten die beginnen met 5 en 6.

Slide 21 - Tekstslide

Bijstelling
  • Ook een bijstelling is geen zinsdeel, maar wel een onderdeel van een zinsdeel. 
  • Een bijstelling staat altijd tussen komma's of na een komma. 
  • Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden. 

    Voorbeeld! 

Slide 22 - Tekstslide

Bijstelling
Onze leraar Nederlands, meneer Kempers, | geeft | vandaag | les vanuit huis. 
  • Onze leraar Nederlands, meneer Kempers is het onderwerp.
  • Met meneer Kempers herhaalt de schrijver het eerste deel, namelijk Onze leraar Nederlands
  • Daarom is meneer Kempers een bijstelling. 

Slide 23 - Tekstslide

Weer even zelf aan de slag
Blok 2 - grammatica - opdrachten die beginnen met 4.

Slide 24 - Tekstslide