In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.
Slide 1 - Quizvraag
Wat is fictie?
A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau
Slide 2 - Quizvraag
Fictie
Slide 3 - Woordweb
Fictie
Verzonnen verhalen
Tijd en opbouw
Ruimte
Vertelperspectief
Spanning
Thema's en motieven
Slide 4 - Tekstslide
Blok 2: Tijd en opbouw
blz. 58 en 59
- Historische tijd
- Verteltijd / vertelde tijd
- Volgorde en tijd
- Verhaalopbouw
Slide 5 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Lees blz. 58 en 59 (iedereen)
1: Samenvatten Tijd waarin een verhaal speelt & Verteltijd en vertelde tijd
2: Samenvatten Volgorde en tijd
3: Samenvatten Verhaalopbouw
timer
15:00
Slide 6 - Tekstslide
Verteltijd en vertelde tijd
Volgorde en tijd
Verhaalopbouw
telling
showing
verteltempo
versnelling
vertraging
tijdverdichting
chronologisch
niet-chronologisch
flashback
vooruitwijzing
inleidend begin
gesloten einde
verhaallijn
Slide 7 - Sleepvraag
Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.
Slide 8 - Open vraag
Het verhaal heel gedetailleerd vertellen, alsof je er zelf bij bent, noemen we
A
Showing
B
Telling
C
Tijdverdichting
D
Flashback
Slide 9 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?
Slide 10 - Open vraag
Noem 2 manieren waarop een verhaal kan beginnen.
Slide 11 - Open vraag
Noem 2 manieren waarop een verhaal kan eindigen.
Slide 12 - Open vraag
Personages
Slide 13 - Woordweb
Blok 3: Personages
blz. 104
Hoofdpersonen
Bijfiguren
Relaties
Normen en waarden
Eigenschappen
Slide 14 - Tekstslide
Personages
Personages kun je op drie manieren leren kennen:
Door wat ze zeggen en doen;
Door wat ze denken en voelen;
Door wat anderen over hen zeggen of denken.
Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen, bijfiguren niet.
Slide 15 - Tekstslide
Eigenschappen van personages
Personages hebben eigenschappen, net als echte mensen. Aan de hand van deze eigenschappen kun je het karakter van personages beschrijven.
Voorbeelden van eigenschappen: Betrouwbaar, verlegen, meeloper, driftig, zenuwachtig, spontaan, lui, slim, brutaal, arrogant, kalm, heldhaftig, lief etc.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Personage 'Forrest Gump'
Slide 18 - Woordweb
Slide 19 - Video
Lees de tekst op blz. 104
timer
3:00
Slide 20 - Tekstslide
Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander
Slide 21 - Sleepvraag
Blok 4: Perspectief en vertelsituaties
ik-perspectief
personaal perspectief
alwetend perspectief
meervoudig perspectief
Slide 22 - Tekstslide
Ik-perspectief
Je ziet alles door de ogen van de verteller;
Geschreven in de ik-vorm;
Leert de ik-persoon heel goed kennen;
Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.
Slide 23 - Tekstslide
Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd? (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)
Slide 24 - Tekstslide
Personaal perspectief
Je ziet alles door de ogen van één persoon;
Geschreven in de hij- of zij-vorm;
Leert de hoofdpersoon goed kennen.
Slide 25 - Tekstslide
Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen. (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)
Slide 26 - Tekstslide
Alwetend perspectief
De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
Geschreven in de hij- en zij-vorm;
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.
Slide 27 - Tekstslide
Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. (Uit: De avonden – Gerard Reve)
Slide 28 - Tekstslide
Meervoudig perspectief
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages;
Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken;
Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)
Slide 29 - Tekstslide
Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
(Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)
Slide 30 - Tekstslide
'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief
Slide 31 - Quizvraag
Welke is onjuist? Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm
Slide 32 - Quizvraag
Welke 4 perspectieven zijn er in verhalen?
Slide 33 - Open vraag
Blok 5: Spanning
Open plekken
Trucs om spanning te verhogen
Globale / lokale spanning
Gericht op verleden / toekomst
Spanningsboog
Actiespanning / psychologische spanning
Slide 34 - Tekstslide
Lezen
timer
3:00
2.2 (blz. 185 - 186)
Slide 35 - Tekstslide
Spanning
Spanning ontstaat wanneer het een schrijver lukt vragen bij de lezer op te roepen. - Dat komt omdat de schrijver iets verzwijgt.
Verhalen worden spannend omdat er een geheim of een raadsel is.
Datgene wat verzwegen wordt in een verhaal, noem je een open plek.
Slide 36 - Tekstslide
Trucs om spanning te verhogen
- Gevaarlijke situatie of omgeving
- Vermoedens of verwachtingen
- Vertraging
- Uitstellen
- Onverwachte wending
- Informatievoorsprong
-
Spanningsboog = periode tussen het begin en het einde van de spanning.
Slide 37 - Tekstslide
Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.
Slide 38 - Quizvraag
Wat is actiespanning?
A
Spanning door angsten en gevoelens
B
Spanning door gebeurtenissen
C
Spanning van het begin tot het eind
D
Spanning uit het verleden
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Video
Blok 5: Thema en motief
blz. 187
Thema is iets anders dan genre!
Thema: diepere bedoeling van een tekst
Motieven: verhaalelementen die steeds terugkeren
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Video
Bespreek met je buurman / buurvrouw:
Welke trucs de schrijver in jouw boek heeft gebruikt om spanning te verhogen;
Wat het thema is van jouw boek;
Welke motieven jouw boek bevat.
timer
4:00
Slide 43 - Tekstslide
Blok 6: Ruimte
Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
Sfeer oproepen
Thema ondersteunen
Opbouw van het verhaal
Blz. 225
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
En nu...
Je hebt nu verschillende verhaalaspecten geleerd
Gebruik deze bij het maken van je Pecha Kucha!
Inleveren via It's Learning
Tip: wacht niet tot het laatste moment
(Mijn computer is gecrasht, mijn bestand is niet opgeslagen, mijn kat heeft de muis opgegeten, thuis werkte het niet, etc. - geen geldige reden!)