H5.1 + H5.2 - Zoutformules + Zouten in water

§5.1 + §5.2 - Zout namen & formules + Zouten in water


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§5.1 + §5.2 - Zout namen & formules + Zouten in water


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
  • TOP-week 3 = SE H5 (en voorkennis) +  §7.2
  • => Voornaamste onderwerp: zouten

  • Moeten dus snel beginnen met H5!

Slide 2 - Tekstslide

H5 - Zouten en Zoutoplossingen
Paragrafen:
  •  §5.1 => Zoutformules en namen
  •  §5.2 => Zouten in water
  •  §5.3 => Zouthydraten
  •  §5.4 => Reacties tussen ionen 

  •  §7.2 => Molariteit

Slide 3 - Tekstslide

Deze voorkennis moet je nu hebben:
Ik weet:
  • dat zouten uit een metaal-ion en een niet metaal-ion bestaat
  • wat een romeins cijfer in een naam van een zout betekent
  • de namen en formules van de enkelvoudige & samengestelde ionen 

Ik kan:
  • uitleggen wat een ionbinding is
  • verhoudingsformules opstellen van zouten 
  • namen van zouten geven, aan de hand van verhoudingsformules
  • ladingen van ionen afleiden uit verhoudingsformules
  • rationele en triviale namen opzoeken in binas (T. 66)

Slide 4 - Tekstslide

Planning deze les
  • Herhaling §5.1 (was huiswerk...)
  • => d.m.v. quiz

  • Uitleg §5.2

  • Controle op lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling - Quiz
  • Pak je BiNaS erbij
  • Pak je schrift / leeg blaadje erbij

  • Probeer de vragen voor jezelf te beantwoorden!!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke type deeltjes bestaat een zout?
A
moleculen
B
atomen
C
positieve ionen en negatieve ionen
D
elementen

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn ionen?
A
Elementen met gelijk aantal protonen en elektronen
B
Vrije elektronen
C
Positieve of negatieve geladen deeltje/element
D
Een verbinding met een niet metaal

Slide 9 - Quizvraag

Metaal ionen zijn meestal...
A
Positief geladen
B
Negatief geladen
C
Neutraal

Slide 10 - Quizvraag

Gebruik je Binas:
Wat is de rationele naam van ongebluste kalk?
A
kaliumcarbonaat
B
calciumcarbonaat
C
calciumoxide
D
kaliumoxide

Slide 11 - Quizvraag

Geef de lading van het positieve ion in 'Soda'
(Tip: gebruik Binas)
A
1+
B
2+
C
3+
D
Soda bestaat niet uit ionen

Slide 12 - Quizvraag

Welke ionen komen voor in dit zout?
(NH4)2Fe(SO4)2
A
Ammonium-, ijzer- en sulfide-ionen
B
Ammonia-, ijzer- en sulfide-ionen
C
Ammonium-, ijzer- en sulfaat-ionen
D
Ammonia-, ijzer- en sulfaat-ionen

Slide 13 - Quizvraag

IJzer(II)oxide is opgebouwd uit:
A
Fe3+ion+O2ion
B
Fe2+ion+O2ion
C
Fe2+ion+(O2)
D
Fe3+ion+O2

Slide 14 - Quizvraag

Na deze les:
Ik weet:
  • wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
  • wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt worde

Ik kan:
  • opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
  • oplosvergelijkingen opstellen
  • indampvergelijkingen opstellen

Slide 15 - Tekstslide

Herhalen §5.1
Zouten:
  • Combinatie van metaal- en niet-metaal.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.




  • Zout bestaat uit metaalion + niet-metaalion

Slide 16 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen
  • Enkelvoudige ionen bestaan uit 1 atoomsoort
  • Er bestaan atoomsoorten met verschillende ion-ladingen
  • => Dit wordt aangeven met Romeinse cijfer: goud(I)-ion of goud(III)-ion

Slide 17 - Tekstslide

Samengestelde ionen
  • Samengestelde ionen bestaan uit twee of meer verschillende atoomsoorten
  • Deze atoomsoorten samen hebben dan een lading
  • Boek blz. 134 & Binas tabel 66B.

  • Zorg dat je de namen van de ionen kent
  • -> Dat scheelt een hoop tijd...

Slide 18 - Tekstslide

Herhalen §5.1
Verhoudingsformule:
  1. Lees de naam goed en splits in atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Goed oefenen!!

Slide 19 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 3 - Lood(II)nitraat


1.   Lood(II) - nitraat

2.   Pb2+   -   NO3
3.      1      :      2  

4.   Pb(NO3)2 

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg §5.2 - Zouten in water

  • Lossen wel of niet op...
  • -> Oplosbaarheid verschilt per zout
  • => Binas T. 45A

  • Bepaal oplosbaarheid:
  • Keukenzout? (NaCl)
  • AgCl ?
  • AgNO3 ?

Slide 21 - Tekstslide

Wat zie je wanneer je keukenzout oplost in water?

Wat zal er met het zout gebeuren?

Slide 22 - Open vraag

Uitleg §5.2
  • Goed oplosbaar zout 
  • -> 'verdwijnt' in water

  • => valt het uiteen in ionen
  • => niet zichtbaar met blote oog

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg §5.2
  • De ionen worden omringd door watermoleculen (gehydrateerd) en komen zo los.
  • In de oplossing zitten dus individuele losse ionen:

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg §5.2
  • Oplosvergelijking:
  • NaCl (s) -> Na+ (aq) + Cl- (aq)

  • Ca(NO3)2 (s) -> Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

  • Let op: Je kan alleen een oplosvergelijking geven wanneer het goed oplosbaar is in water!                                     


Slide 25 - Tekstslide

Uitleg §5.2
  • Stel, in dien mogelijk, de oplosvergelijkingen op van de volgende zouten:
  • a. Kaliumcarbonaat
  • b. Calciumfluoride
  • c. Bariumbromide



Slide 26 - Tekstslide

Uitleg §5.2
  • Stel, in dien mogelijk, de oplosvergelijkingen op van de volgende zouten:
  • a. Kaliumcarbonaat
  • b. Calciumfluoride
  • c. Bariumbromide

  • a. K2CO3 (s) -> 2 K+ (aq) + CO32- (aq)
  • b. Kan niet, slecht oplosbaar
  • c. BaBr2 (s) -> Ba2+ (aq) + 2 Br- (aq)



Slide 27 - Tekstslide

Wat is 'indampen'?
Wat gebeurt er dan?

Slide 28 - Open vraag

Uitleg §5.2
  • Indampen
  • => Verdampt het water

  • Indampvergelijking
  • => omgekeerde van oplosvergelijking

  • Na+ (aq) + Cl- (aq) -> NaCl (s)

  • Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)   ->   Ca(NO3)2 (s)


Slide 29 - Tekstslide

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een goed oplosbaar zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 30 - Quizvraag

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn goed oplosbaar in water?

A
Magnesiumbromide
B
Bariumsulfaat
C
Kaliumcarbonaat
D
Zinksulfide

Slide 31 - Quizvraag

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn slecht oplosbaar in water?

A
Bariumhydroxide
B
Calciumcarbonaat
C
Kaliumchloride
D
Kopernitraat

Slide 32 - Quizvraag

Wat voor gebeurtenis is de onderstaande vergelijking?
3K+(aq)+PO43(aq)>K3(PO4)2(s)
A
indampvergelijking van kaliumfosfaat
B
oplosvergelijking van calciumfosfaat
C
oplosvergelijking van kaliumfosfaat
D
indampvergelijking van calciumfosfaat

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van zilverchloride?
A
Ag++ClAgCl
B
AgClAg++Cl2
C
AgCl(s)Ag+(aq)+Cl(aq)
D
Ag+(aq)+Cl(aq)AgCl(s)

Slide 34 - Quizvraag

Geef de oplosvergelijking van ijzer(II)sulfaat in water:
A
FeSO4(s)+H2O(l)>FeSO4(aq)
B
Fe2SO4(s)>2Fe+(aq)+SO42(aq)
C
FeSO4(s)>Fe2+(aq)+SO42(aq)
D
FeSO4(s)>Fe(aq)+SO4(aq)

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van aluminiumfosfaat
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op, dus geen oplosvergelijking
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de indampvergelijking voor het oplossen van natriumhydroxide?
A
Na++OHNaOH
B
NaOH(s)Na+(aq)+OH(aq)
C
NaOHNa++OH
D
Na+(aq)+OH(aq)NaOH(s)

Slide 37 - Quizvraag

De indampvergelijking van
zinknitraat is:
A
Zn2++2NO3Zn(NO3)2
B
Zn(NO3)2Zn2++2NO3
C
Zn2++NO3Zn(NO3)2
D
Zn(NO3)2Zn2++NO3

Slide 38 - Quizvraag

Na deze les (nu):
Ik weet:
  • wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
  • wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt worde

Ik kan:
  • opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
  • oplosvergelijkingen opstellen
  • indampvergelijkingen opstellen

Slide 39 - Tekstslide

Wat vind je nu nog lastig?

Slide 40 - Open vraag

Aan de slag

  • Doorlezen §5.4

  • Maken §5.1 + §5.1:
  • opdr.: 14, 15, 18, 20, 23, 24, 25

Slide 41 - Tekstslide