Ec. bekeken 2TL: H1.1 Inkomsten in soorten

Hoofdstuk 1: §1 inkomsten in soorten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: §1 inkomsten in soorten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan inkomsten indelen in verschillende soorten.
Ik kan de indeling in inkomstensoorten toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Voor welk soort inkomen moet je GEEN inspanning leveren?
A
Zakgeld
B
Kledinggeld
C
Salaris

Slide 3 - Quizvraag

Voor welk soort inkomen moet je inspanning leveren?
A
Zakgeld
B
Kledinggeld
C
Salaris

Slide 4 - Quizvraag

Voorbereiden
De meeste Nederlanders hebben een inkomen

Inkomen bestaat uit alles wat je ontvangt, dat kan zijn: 
  • Inkomsten in geld (munten en biljetten)
  • inkomsten in natura (bioscoopbon, auto van de zaak, mobiele telefoon)


Inkomen

Slide 5 - Tekstslide

Voorbereiden
Inkomsten met tegenprestatie: werk, bijbaan 
Inkomsten zonder tegenprestatie: zakgeld, uitkering

De Belastingdienst rekent inkomsten in natura wél bij het inkomen. 


Soorten inkomen

Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiden
Niet-vrij besteedbaar inkomen:
kleedgeld, reisgeld, premie ziektekosten.
Het is geld dat je aan bepaalde dingen verplicht moet uitgeven.

Vrij besteedbaar inkomen:
Als je alle verplichte uitgaven hebt gedaan, houd je het
vrij besteedbaar inkomen over.


Kan je je geld vrij uitgeven?

Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn geen inkomsten in natura?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Je maait het gras bij de buren en krijgt daarvoor 5 euro
Dan zijn dit:
A
Inkomsten in natura
B
Inkomsten met tegenprestatie
C
Inkomsten zonder tegenprestatie

Slide 10 - Quizvraag

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomsten in geld
B
Inkomsten in natura
C
Inkomsten met tegenprestatie
D
Inkomsten zonder tegenprestatie

Slide 11 - Quizvraag

Krista krijgt 6 euro van haar opa omdat zij zijn auto heeft gewassen. Dit noemen we
A
Inkomsten met tegenprestatie
B
Inkomsten zonder tegenprestatie
C
Inkomsten in natura

Slide 12 - Quizvraag

Robin krijgt elke maand € 50 kleedgeld van zijn ouders. Hij koopt van dit geld zijn eigen kleding en schoenen. Kies welke bewering over kleedgeld juist is. Kleedgeld is:

A
inkomsten in geld met tegenprestatie
B
inkomsten in natura
C
niet-vrij besteedbare inkomsten
D
vrij besteedbare inkomsten

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen
Ik kan inkomsten indelen in verschillende soorten.
Ik kan de indeling in inkomstensoorten toepassen.

Slide 14 - Tekstslide

Tot de volgende les!
Huiswerk:
- H1.1 oef 10 blz 11
rekenen blz 35 (alleen paragraaf 1) 

Slide 15 - Tekstslide