1. De man was veel goed praten en hij kan niet geheim houden, hij is nooit mond dicht. Goede werkwoorden?
2. De vrouw had een plan voor haar man niets over de goud te vertellen. Structuur van de zin.
3. Ze ging naar de dorp en meel, melk en eieren gekocht. Werkwoorden?
4. Hij komt tegen de vrouws huisje aan en gevraagd over zijn goud. Goede woorden?
5. De rijke man zei dat hij echt gek is en loop op zoek verder naar zijn goud. Structuur van de zin.
6. Ze streude overal. Volgende dag zegde tegen haar man: vakker worden en ga naar school. Spelling.
We werken met een Word-document.