Les 7 Samenvatting

Les 7 Samenvatting Bloedsomloop
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 7 Samenvatting Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel
herhaling van de stof en na ieder onderwerp een paar vragen, daarna nabespreken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling Bloed
Bloed bestaat voor ongeveer 55% uit bloedplasma.

Ongeveer 45% van het bloed bestaat uit rode bloedcellen,
witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen
Bloed is rood doordat er rode bloedcellen in zitten.
  
De rode bloedcellen bevatten de rode kleurstof hemoglobine.
Hemoglobine kan zuurstof  vervoeren. Rode bloedcellen hebben geen celkern.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcellen
- kleurloos
- groter dan rode bloedcellen
- wel celkern, geen vaste vorm

Witte bloedcellen beschermen ons tegen bacteriën en
virussen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn witte bloedcellen NIET bij betrokken?
A
opruimen van ziekteverwekkers
B
immuunsysteem
C
wondgenezing
D
transport van zuurstof

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen. Als bloedplaatjes beschadigd raken, ontstaat er een stolsel. Een stolsel bestaat uit het eiwit fibrine

Een stolsel verandert bij een huidwond in een
korstje. 

Bloedplaatjes hebben geen celkern.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand snijdt zich behoorlijk in een van zijn vingers. Gelukkig stolt het bloed snel.

Welke stof wordt op de beschadigde plaats bij het stollen van het bloed gevormd?
A
fibrine
B
hemoglobine
C
fibrinogeen
D
etter

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de bloedstolling vinden onder andere de volgende processen plaats:
1 Er ontstaat een korstje ;
2 Er vormt zich een netwerk van draden ;
3 Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine ;
4 Uit bloedplaatjes komen stoffen vrij.
A
1 - 4 - 3 - 2
B
2 - 3 - 1 - 4
C
4 - 3 - 2 - 1
D
3 - 2 - 4 - 1

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof in rode bloedcellen bindt gemakkelijk aan zuurstof?
A
Insuline
B
Nectarine
C
Hemoglobine
D
Aspirine

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding is een microscopisch beeld van bloed te zien.
Met welke letter wordt een bloedplaatje aangegeven?
A
P
B
Q
C
R

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedsomloop
  1. Grote en kleine bloedsomloop
  2. Hart bestaat uit twee helften
  3. Per omloop stroomt het bloed dus twee keer door het hart.

Slide 12 - Tekstslide

Zuurstof arm bloed is in het echt NIET blauw
Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop
B
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop
C
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop
D
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5 Functies bloedsomloop
1. Vervoert zuurstof en koolstofdioxide 
2. Vervoert voedingsstoffen 
3. Voorziet spier- en andere cellen van zuurstof en glucose
4. Vervoert hormonen
5. Werkt samen met lymfestelsel voor een gezonde afweer

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 functies van de bloedsomloop

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

hart is een grote spier: heeft zuurstof en glucose/suiker/brandstof nodig

kransslagaders en kransaders.
In de afbeelding is het hart weergegeven op een moment dat de hartkleppen gesloten zijn.

Wanneer zijn de hartkleppen gesloten?
A
alleen tijdens het samentrekken van de boezems
B
alleen tijdens het samentrekken van de kamers
C
zowel tijdens het samentrekken van de boezems als tijdens het samentrekken van de kamers

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet bloedvat P?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet bloedvat 3?
A
Longslagader
B
Longader
C
Bovenste holle ader
D
Onderste holle ader

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet bloedvat 4?
A
Holle ader
B
Kransslagader
C
Aorta
D
Longader

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 typen Bloedvaten

• slagaders
• haarvaten
• aders

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding hieronder zijn twee opengemaakte bloedvaten weergegeven. Welke van de letters S en T geeft een slagader aan?
A
S
B
T

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naam
slagader van het hart naar orgaan (bv leverslagader)
ader van het orgaan naar het hart (bv longader)
haarvaten  om het orgaan (bv hersenhaarvaten)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding geeft de letter S de allerkleinste vertakkingen van de bloedvaten aan. Via deze kleine bloedvaatjes stroomt bloed tussen de cellen van het weefsel door.

Hoe heten deze kleine bloedvaatjes?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bloedvatenstelsel
Al je bloedvaten samen vormen je bloedsomloop of bloedvatenstelsel (In de afbeelding zijn de haarvaten niet te zien). 

Meestal hebben de slagaders en de aders de naam van het orgaan waarnaar ze toegaan of waar ze vandaan komen.

Door je armslagaders stroomt bloed naar je handen toe en door je beenaders stroomt bloed uit je benen terug naar het hart.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poortader
De bloedafvoer uit de wand van het darmkanaal vormt een uitzondering. Deze ader, de poortader,  is niet vernoemd naar de darm.
Het bloed uit een groot deel van het darmkanaal gaat via de poortader naar de lever. Dit bloed is zuurstofarm: in het darmkanaal is zuurstof immers al verbruikt voor de verbranding in de levercellen.
De lever ontvangt zuurstofrijk bloed via de leverslagader. Het bloed stroomt uit de lever weg via de leverader.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De letter P geeft het bloedvat aan waardoor bloed van het verteringskanaal rechtstreeks naar de lever gaat.
Hoe heet dit bloedvat?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken. Hoe heten deze bloeddeeltjes?

A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartinfarct
Als een deel van de hartspier door slagaderverkalking geen
zuurstof en voedingsstoffen meer krijgt, kan dit deel afsterven: hartinfarct

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dotteren
Is het plaatsen van een klein ballonnetje op de plek van de vernauwing of afsluiting.

Vaak in combinatie met het plaatsen van een stent om de kans dat het vat weer vernauwd raakt te
verkleinen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bypassoperatie
Bij deze operatie wordt als het
ware een omweg aangelegd om het vernauwde deel van het bloedvat heen. Hiervoor wordt meestal een stukje bloedvat uit een been gebruikt.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies