H2.4 Kookpunt en smeltpunt

3.4 Kookpunt en smeltpunt
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 Kookpunt en smeltpunt

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling H2.3
  • Uitleg paragraaf 2.4
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 2.4 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

3.4 Kookpunt en smeltpunt
Lesdoelen:
Uitleggen wanneer een vloeistof kookt.
De overeenkomsten en verschillen tussen verdampen en koken benoemen.
Aan de hand van de temperatuur de fase bepalen.
Een smelt en stoldiagram kunnen tekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Introductie

Van het water dat bij een regenbui naar beneden valt, is al gauw niets meer te zien. Een deel wordt afgevoerd via het riool, een deel zakt in de bodem weg en een deel verdampt. Dat verdampen gebeurt bij elke temperatuur tussen 0 °C en 100 °C. Als de temperatuur lager dan 100 °C is, dan gaat dat verdampen heel onopvallend. Je ziet helemaal niets, behalve dat de hoeveelheid water langzaam afneemt. Maar water kan ook op een opvallender manier verdampen.

Slide 5 - Tekstslide

Het kookpunt


Als je water verhit, ontstaan er eerst kleine luchtbelletjes op de bodem. In warm water kan minder lucht oplossen dan in koud water, dus de lucht gaat eruit. Het geluid dat hierbij ontstaat, wordt het ‘zingen’ van het water genoemd. Een poosje later zie je grote waterdampbellen in het water ontstaan. De temperatuur is dan bijna 100 °C. Deze bellen ontstaan op de bodem en verdwijnen vóór ze het wateroppervlak bereiken.

Slide 6 - Tekstslide

Als de temperatuur 100 °C is geworden, bereiken de dampbellen wel het wateroppervlak. Ze barsten daar uit elkaar. Dat is koken: het water verdampt nu niet alleen aan het wateroppervlak, maar overal in de vloeistof (figuur 1).

Als je doorgaat met verwarmen, blijft het water koken tot het helemaal is verdampt. De temperatuur van het water blijft daarbij steeds 100 °C. Deze temperatuur noem je het kookpunt van water. 

Elke stof heeft een eigen kookpunt: water kookt bij 100 °C, propaan (dit zit in kampeergas) bij –42 °C, alcohol bij 78 °C en lood bij 1740 °C (zie tabel 1). Het kookpunt is een belangrijke stofeigenschap.

Slide 7 - Tekstslide

Het kookpunt
Tijdens het koken van water is de temperatuur 100 °C. De waterdampbellen ontstaan door de hele vloeistof. Tijdens het koken blijft de temperatuur constant. Het kookpunt is een stofeigenschap.

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen
Verdampen gebeurt alleen aan het oppervlak en kan tussen het smelt-en kookpunt  plaasvinden. Water kan dus verdampen tussen 0 en 100 °C

Koken kan alleen bij het kookpunt. (tenzij de druk verandert of een stof wordt toegevoegd)

Slide 9 - Tekstslide

Onder het kookpunt is de fase vast.

Tussen het smelt-en kookpunt vloeibaar.

Boven het kookpunt gasvormig.

Slide 10 - Tekstslide

Smeltpunt en vriespunt
Het smeltpunt van ijs
 (of het vriespunt van water)
bedraagt 0 °C. Tijdens het
smelten blijft de 
temperatuur constant.

Slide 11 - Tekstslide

Het vries-of smeltpunt verlagen
Met zout of antivries kun je het vriespunt van 
water verlagen.

Slide 12 - Tekstslide

Smelt-en stoldiagram
Bij een smeltdiagram  zie je 
verschillende fasen-en overgangen
 als je warmte toevoegt.

Slide 13 - Tekstslide

Stearinezuur smelten en laten stollen

Als je vast kaarsvet (stearinezuur) verwarmt, stijgt de temperatuur tot 69 °C. Dit is het smeltpunt van stearinezuur. Bij deze temperatuur begint het stearinezuur te smelten.

Als je doorgaat met verwarmen blijft de temperatuur 69 °C, totdat alle stearinezuur gesmolten is. Pas als alle stearinezuur vloeibaar is, stijgt de temperatuur weer (figuur 3).

Slide 14 - Tekstslide

Het smeltdiagram van stearinezuur.

Slide 15 - Tekstslide

Het stolpunt van stearinezuur
Als je het vloeibare stearinezuur weer laat afkoelen, daalt de temperatuur tot 69 °C. Dit is het stolpunt van stearinezuur. Als je doorgaat met afkoelen blijft de temperatuur 69 °C, totdat alle stearinezuur is gestold. Pas als alle stearinezuur vast is, daalt de temperatuur verder.

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Wat: lees paragraaf 2.4 en maak online de opdrachten  
  • Hoe: helemaal stil! muziek mag in!  
  • Hulp: Geen  
  • Tijd: 20 minuten lang. 
  • Huiswerk: alle opdrachten  van paragraaf 2. & Test jezelf.
  • Klaar?: Herhaal H2.1 t/m H2.4. 
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Belang lesdoel
Fase overgangen komen veel voor om je heen; bij het weer, solderen, kaarsvet.
Bij de toets kunnen er veel vragen over gesteld worden.

Slide 19 - Tekstslide

Controlevragen
1a Wat is de temperatuur van smeltend ijs ?
b En wat van kokend water ?
c Wat gebeurt er met het vriespunt van water als je zout toevoegt ?

Slide 20 - Tekstslide

controlevragen
We vergelijken een plas water op straat met kokend water in een waterkoker.

Waar vindt de fase-overgang plaats in beide situaties ?

Slide 21 - Tekstslide

Teken het smeltdiagram

Slide 22 - Tekstslide

a) Hoe heet deze grafiek ?

b) Welke fase is er bij A en welke bij C ?

c) Gedurende welk deel is er de vloeibare en gasvormige fase ?

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de fase van ?

1)alcohol van -115°C
2)butaan van 0°C
3)goud van 3000°C
4)kwik -39°C
5)propaan van -100°C
6)stikstof -150°C
7)water van 5°C

Slide 24 - Tekstslide

Tussen welke 
temperaturen is
alcohol een gas en 
water vloeibaar ?

Slide 25 - Tekstslide

Een lastige.....

Tussen welke temperaturen is 
stikstof gas en waterstof vloeibaar ?

Slide 26 - Tekstslide