In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Verlengde instructie
Leestekens & bezittelijk voornaamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Leestekens
Een punt (.)
gebruik je aan het einde van een zin en in sommige afkortingen.
Slide 2 - Tekstslide
Leestekens
Een vraagteken ( ? )
gebruik je bij vraagzinnen.
Slide 3 - Tekstslide
Leestekens
Een uitroepteken ( ! )
gebruik je als iets wordt geroepen. Ook bij emoties (zoals woede, angst en verbazing) kun je een uitroepteken gebruiken. Bij waarschuwingen gebruik je meestal ook een uitroepteken. Bij zinnen in de gebiedende wijs gebruik je ook een uitroepteken.
Slide 4 - Tekstslide
Leestekens
Een komma ( , )
gebruik je bijvoorbeeld in opsommingen. Je gebruikt ook een komma aan het einde van een aanhef (boven een e-mail of brief). Als je extra informatie geeft in een zin (en die informatie weggelaten kan worden) zet je die informatie tussen komma's. Daarnaast plaats je altijd een komma voor de woorden 'omdat', 'want' en 'zodat' (signaalwoorden).
Slide 5 - Tekstslide
Leestekens
Een dubbele punt ( : )
gebruik je voor een opsomming, uitleg/verklaring of citaat. Het woord na de dubbele punt begint meestal niet met een hoofdletter, behalve als het gaat om een citaat van een volledige zin of als het een woord is dat standaard met een hoofdletter wordt geschreven (zoals een naam).
Slide 6 - Tekstslide
Leestekens
Aanhalingstekens ( 'citaat' / "citaat" )
worden gebruikt om een citaat aan te geven.
Slide 7 - Tekstslide
In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Wil je ook een koekje bij de thee'?, vroeg oma aan Liz.
B
'Wil je ook een koekje bij de thee?, vroeg oma aan Liz.'
C
'Wil je ook een koekje bij de thee, vroeg oma' aan Liz.
D
'Wil je ook een koekje bij de thee?', vroeg oma aan Liz.
Slide 8 - Quizvraag
In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, zei grootmoeder.'
B
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie', zei grootmoeder.
C
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie,' zei grootmoeder.
D
Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.'
Slide 9 - Quizvraag
In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Ik zei het toch...', 'zuchtte Elias.' 'Je moet niet zo gemeen doen.'
B
Ik zei het toch..., zuchtte Elias. 'Je moet niet zo gemeen doen.'
C
Ik zei het toch..., zuchtte Elias. Je moet niet zo gemeen doen.
D
'Ik zei het toch...', zuchtte Elias. 'Je moet niet zo gemeen doen.'
Slide 10 - Quizvraag
Verbeter de volgende zinnen:
waarom speel jij buiten
hou op
maud en femke spelen buiten
hij kocht snoep chips komkommer en water
iedereen krijgt taart want ik vier mijn verjaardag
de juf zei rekenen en taal zijn de belangrijkste vakken
Slide 11 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, zijn, haar en ons, die een bezit uitdrukken tussen een persoon of zaak en een zelfstandig naamwoord.
Slide 12 - Tekstslide
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Is dat jou broer? Nee, dat is ........ (zij) broer.
Slide 13 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Dat is .... (hij) laptop.
Slide 14 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Van wie is dat huis? Dat is..... (wij) huis.
Slide 15 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Daar loopt een hond. Is die van jullie? Ja dat is....... hond.
Slide 16 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Is dat jullie speelgoed? Nee, dat is...... (kinderen) speelgoed.
Slide 17 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Is dat haar tas? Nee dat is..... (ik) tas.
Slide 18 - Sleepvraag
ons
mijn
haar
onze
hun
zijn
jullie
Waar staan onze boodschappen? Daar staan ........ boodschappen.