Benoem alle woordsoorten in deze zinnen.
1. Ik zal haar een indrukwekkend verhaal vertellen.
2. In de duistere nacht liepen we naar een prachtig bos.
3. Onze schoenen waren kletsnat van de sompige grond.
4. We gleden van de steile helling af.
5. Het maakte ons niet uit.