Quiz hoofdletters

Hoofdletters
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Een plaatsnaam schrijf je altijd met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Er kan maar één hoofdletter in een zin staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Vandaag wil Hans graag naar Dokkum.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je:
zaterdag
A
zaterdag
B
Zaterdag

Slide 5 - Quizvraag

De broer van Mike speelt voetbal op een hoog niveau.
Zijn de hoofdletters goed?
A
Goede zin
B
Foute zin

Slide 6 - Quizvraag

De ouders van mijn buurjongen komen uit het Buitenland.
Klopt deze zin?
A
Goed hoofdlettergebruik
B
Fout hoofdlettergebruik

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
bubbels – frisdrank – pepsi
A
Bubbels
B
Frisdrank
C
Pepsi

Slide 8 - Quizvraag

Noteer welk woord nog met een hoofletter geschreven moet worden: Onze kat snoetje moest zaterdag naar de dierenarts voor een prik.

Slide 9 - Open vraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
gelderland – natuurgebied – wandelen
A
Gelderland
B
Natuurgebied
C
Wandelen

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
ik ga bijna elke zaterdag naar het Stadion.
B
Ik ga bijna elke Zaterdag naar het stadion.
C
Ik ga bijna elke zaterdag naar het stadion .

Slide 11 - Quizvraag

De maanden van het jaar schrijf je met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

paulusschool / Paulusschool
A
paulusschool
B
Paulusschool

Slide 13 - Quizvraag

Noteer welk woord nog met een hoofdletter geschreven moet worden: Sommige mensen moeten wennen aan de nederlandse cultuur.

Slide 14 - Open vraag