Woordenschat les 19/11 - klas 1

Woordenschat les 19/11 - klas 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat les 19/11 - klas 1

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1 - samenstellingen
Geef van de woorden aan of het een samenstelling is ja of nee

Slide 2 - Tekstslide

Ziekenhuis
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Laptop
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Vriendelijk
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Sleutelhanger
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Telefoonnummer
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Asociaal
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Deel 2 - samenstellingen
Kijk goed naar de delen waaruit het woord bestaat. Leg uit wat het woord betekent

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidsomstandighedenwetgeving

Slide 10 - Open vraag

Experimentenreeks

Slide 11 - Open vraag

Deel 3 - tegenstellingen
Maak de tegenstelling van het woord

Slide 12 - Tekstslide

Vriendelijk

Slide 13 - Open vraag

Leeg

Slide 14 - Open vraag

Donker

Slide 15 - Open vraag

Snel

Slide 16 - Open vraag

Deel 4 - tegenstellingen
Lees de zin. Welke twee woorden uit de zin zijn tegenstellingen?

Slide 17 - Tekstslide

"De winkel is zowel in de ochtend als in de avond open, maar op zondag is hij gesloten."

Slide 18 - Open vraag

"De film was zowel spannend als saai, afhankelijk van hoe je ernaar keek."

Slide 19 - Open vraag

Deel 5 - tegenstellingen
Gebruik de tegenstelling in de zin om de betekenis van het gevraagde woord te bepalen.

Slide 20 - Tekstslide

"De gerechten die het restaurant serveert zijn niet lokaal (uit de regio), maar zijn geïmporteerd."

Wat betekent "geïmporteerd"?

Slide 21 - Open vraag

Deel 6 - synoniemen
Welke woorden uit de zin zijn synoniemen van elkaar?

Slide 22 - Tekstslide

De vergadering werd uitgesteld omdat de meeste mensen verhinderd (niet aanwezig) waren.
A
Vergadering en uitgesteld
B
Uitgesteld en verhinderd
C
Verhinderd en niet aanwezig
D
Verhinderd en vergadering

Slide 23 - Quizvraag

De wijn was erg goedkoop, voordelig voor de prijs-kwaliteitverhouding.
A
Goedkoop en voordelig
B
Goedkoop en prijs-kwaliteitverhouding
C
Voordelig en prijs-kwaliteitverhouding
D
Wijn en goedkoop

Slide 24 - Quizvraag

Ze voelde zich ontzettend blij, gelukkig, toen ze het goede nieuws hoorde.
A
Ontzettend en blij
B
Blij en gelukkig
C
Gelukkig en goede
D
Blij en goede

Slide 25 - Quizvraag

Deel 7 - synoniemen
Vul een synoniem in op de open plek in de zin!

Slide 26 - Tekstslide

Dat boek is bijzonder, echt _______!

Slide 27 - Open vraag

De kamer was groot, echt _______!

Slide 28 - Open vraag

Deel 8 - omschrijvingen
Haal de betekenis van het woord uit de omschrijving die je vindt in de zin

Slide 29 - Tekstslide

Zorgverleners, mensen die zorgen voor de gezondheid van anderen, raden aan voldoende water te drinken voor een goede gezondheid.

- Wat zijn zorgverleners?

Slide 30 - Open vraag

Autonome voertuigen, voertuigen die zonder menselijke tussenkomst kunnen rijden, worden steeds verder ontwikkeld.

- Wat zijn autonome voertuigen?

Slide 31 - Open vraag