4H thema 7 BS 7 Voedselproductie en Bs 8 Energie

Voedselproductie
4 havo
Thema 7
Basisstof 7
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voedselproductie
4 havo
Thema 7
Basisstof 7

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Programma:
  1. Herhalen 
  2. Leerdoelen bs 7 voedselproductie 
  3. Lezen bs 7 
  4. Uitleg: voedselproductie & bestrijding 
  5. Zelf werken opdrachten 51 en 52 
  6. Uitleg: eutrofiëring & veredelen /fokken 
  7. Zelf werken 53 t/m 58 
  8. Leerdoelen bs 8 Energie
  9. lezen bs 8 
  10. Uitleg bs 8 
  11. maken opdrachten 62 t/m 69 
  12. Afsluiten  

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen biotische en abiotische factoren?

Slide 3 - Open vraag

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 4 - Quizvraag

Hoort het proces waarbij brooddeeg rijst door gist bij de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 5 - Quizvraag

Is klimaatverandering voordelig of nadelig voor de landbouw?
A
Voordelig
B
Nadelig
C
Ligt eraan waar op de wereld je kijkt
D
Geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Noem drie factoren waardoor trofische niveaus steeds kleiner worden in een piramide van biomassa. tip: binas 93A2

Slide 7 - Open vraag

Waarom moet je altijd een antibiotica kuur helemaal afmaken?

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe in de landbouw wordt toegewerkt naar een optimale voedselproductie.
  • Je kunt uitleggen hoe insecten resistent worden tegen insecticide
  • Je kunt beschrijven wat accumulatie van gifstoffen in een voedselketen is
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Lezen bs 7
tekst van blz 214 t/m 220
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Voedselproductie
  • Om de bevolking van genoeg eten te voorzien moet de  manier van voedselproductie enorm efficiënt zijn
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Slide 11 - Tekstslide

Voedselproductie
Om de voedselproductie zo efficiënt mogelijk te maken proberen boeren invloed te hebben op de abiotische en biotische factoren

Abiotische factoren:
  • Mest (voedingszouten) 
  • Extra CO2
  • Kassen

Biotische factoren:
  • Bestrijding van ongediert

Slide 12 - Tekstslide

Bescherming
Één van de grootste uitdagingen voor boeren: beschermen van hun gewassen en vee tegen ziekten en plagen (insecten, bacteriën en schimmels)

Om gewassen en vee te beschermen maken boeren gebruik van bestrijdingsmiddelen:
  • Chemische bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen

Slide 13 - Tekstslide

Chemische bestrijdingsmiddellen
Boeren maken vaak gebruik van pesticiden om hun gewassen te beschermen tegen insecten

Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soortspecifiek (dood één specifieke soort)


Aantekening

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de voor- en nadelen van soort-specifieke en soort-aspecifieke insecticiden?

Slide 15 - Open vraag

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 16 - Tekstslide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken
De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie
De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnen en kan hiervan ziek worden.
Aantekening

Slide 17 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.

Voorbeeld: bladluizen zuigen sappen uit het floeem, door een gaatje in het blad te maken stromen de sappen uit floeem. 
Mieren komen op de honingdouw (zoete uitscheiding van de bladluis) af. 
  • Lieveheersbeestjes eten bladluizen  

Slide 18 - Tekstslide

Zelf werken
Maken
BS 7 opdr. 51 t/m 52


timer
6:00

Slide 19 - Tekstslide

Verder met 
Leerdoelen:
  • Je kunt methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor beschrijven.

Slide 20 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben mineralen nodig:
  • nitraat
  • fosfaat
  • sulfaat
  • natrium
  • kalium
  • calcium

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.

Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 21 - Tekstslide

Eutrofiëring
Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring van oppervlaktewater. 

Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater.

De hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe






Aantekening

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht eutrofiëring
Teken in een groepje van 2-3 de gevolgen van eutroficatie:
  • minstens 4 stappen van begin van eutroficatie tot aan de totale omslag in het ecosysteem
  • Schrijf erbij wat er in elke stap gebeurt
  • Denk daarbij ook aan de voedselketen/het voedselweb in het ecosysteem
  • Als je klaar bent met tekenen, bedenk dan ook enkele oplossingen

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan eutrofiëring
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 24 - Tekstslide

Veredelen 
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen we veredelen (bij planten) 

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Aantekening

Slide 25 - Tekstslide

Fokken
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen fokken (bij dieren).

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Aantekening

Slide 26 - Tekstslide

Zelf werken
Maken
BS 7 opdr. 53 t/m 58

Kun je:
  • methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen?
  • de oorzaken, gevolgen van en enkele oplossingen voor eutrofiëring benoemen?
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiten bs 7 

Slide 28 - Tekstslide

Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Zet de begrippen op de juiste plaats in de tabel.
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie

Slide 29 - Sleepvraag

Autotroof
Heterotroof
Fotosynthese
Afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Producenten
Consumenten
Bloedgroenkorrels
Omnivoor, carnivoor, herbivoor
Zelfvoedend; maken energie/voedsel voor hele voedselketen

Slide 30 - Sleepvraag

Basisstof 8 Energie
leerdoel: Je kunt oorzaken van de klimaatverandering en mogelijke oplossingen daarvoor beschrijven.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Lezen bs 8 
blz 224 t/m 228
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

broeikaseffect net als een broeikas houden de gassen in de atmosfeer de                                        warmte vast van de zonnestraling

Slide 35 - Tekstslide

Broeikaseffect
1. Zonnestralen gaan richting de aarde.
2. Een deel hiervan warmt de aarde op.
3. Een ander deel wordt teruggekaatst naar de 
     ruimte.
4. Doordat de aarde opwarmt straalt de aarde
      ook warmte uit.
5. Door de atmosfeer wordt een deel van de
     warmtestraling van de aarde.
     tegengehouden en teruggekaatst.
6. De atmosfeer voorkomt dat de aarde teveel
     afkoelt.

Slide 36 - Tekstslide

Toename CO2
  1. Fossiele brandstoffen liggen diep in de grond en zijn niet langer onderdeel van de koolstofkringloop.
  2. Doordat mensen de fossiele brandstoffen diep uit andere aardlagen halen en verbranden neemt de totale hoeveelheid CO2 toe.
  3. Die CO2 kan niet meer zo snel verdwijnen uit de kringloop

Slide 37 - Tekstslide

Versterkt broeikaseffect
Het verbranden van fossiele brandstoffen leidt tot meer broeikasgassen in de atmosfeer waardoor de dichtheid van de atmosfeer toeneemt.

Doordat de dichtheid van de atmosfeer toeneemt wordt er meer warmtestraling van de aarde tegengehouden door de atmosfeer dan voorheen. Gevolg: de aarde warmt op 
Er wordt meer warmte vast gehouden 

Slide 38 - Tekstslide

broeikaseffect
versterkt broeikaseffect, er wordt meer warmte vast gehouden 

Slide 39 - Tekstslide

Gevolgen versterkt broeikaseffect
  • Klimaatverandering: stijging gemiddelde temperatuur               leidt tot woestijnvorming
  • Klimaatzones schuiven op 
  • Extremer weer: hittegolven, orkanen, meer verdamping             leidt tot meer neerslag
  • Stijging van de zeespiegel: zeewater zet uit, gletsjers en poolijs smelten               

Slide 40 - Tekstslide

broeikasgassen: natuurlijk proces?

Slide 41 - Tekstslide

Oorzaken (versterkt) broeikaseffect
invloed van de mens                           broeikasgassen
uitstoot fabrieken en auto's            CO2 koolstofdioxide    
koeien + permafrost                            CH4 methaan                  
meer verdamping                                 H20 (g) waterdamp         

Slide 42 - Tekstslide

maken 
opdrachten 62 en 63
timer
7:00

Slide 43 - Tekstslide

Mogelijke oplossingen
Probleem: teveel broeikasgassen uitgestoten 
Oplossing: Minder (geen) broeikassen meer uitstoten 
Mogelijkheden:
  • Duurzame energiebronnen zoals wind, water en zon.
  • Biobrandstoffen die afkomstig zijn van biomassa. Biobrandstoffen worden niet gehaald uit diepe aardlagen en zijn onderdeel van kleine koolstofkringloop. Totale CO2 neemt dus niet toe. 

Slide 44 - Tekstslide

Wat komt vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen?
A
Anorganische stoffen die koolstof bevatten
B
Organische stoffen die sulfaat bevatten

Slide 45 - Quizvraag

Noem een verschil tussen het natuurlijke broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect.

Slide 46 - Open vraag

Leg uit waardoor het gebruik van fossiele brandstof wel bijdraagt aan het versterkt broeikaseffect en het gebruik van bio-ethanol uit planten niet.

Slide 47 - Open vraag

Noem drie gevolgen van het versterkt broeikaseffect.

Slide 48 - Open vraag

Welke oplossingen ken je tegen het versterken van het broeikaseffect?

Slide 49 - Open vraag

Huiswerk
Opdracht 64 t/m 67

Slide 50 - Tekstslide

Leerdoelen gehaald?
Je kunt methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen
Je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiering van water en mogelijke oplossingen daarvoor
Je kunt oorzaken van de klimaatverandering en mogelijke oplossingen daarvoor beschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Slide 52 - Video