Een mening is wat iemand vindt. Je kunt het eens of oneens zijn.
Je mening kun je verdedigen en uitleggen met argumenten.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Feiten en meningen
Een feit kun je controleren.
Een mening is wat iemand vindt. Je kunt het eens of oneens zijn.
Je mening kun je verdedigen en uitleggen met argumenten.
Slide 1 - Tekstslide
Signaalwoorden argumenten
Want
Omdat
Daarom
Namelijk
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig werken
1. Maak opdracht 5 en 6 in LessonUp.
De tekst lees je in je boek vanaf bladzijde 94.
De antwoorden lever je in via LessonUp.
2. Oefen in Numo met het onderdeel Lezen
timer
1:00
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 5 blz. 94
Zoek de opdracht 5 op blz. 91. Lees tekst 5.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 4 - Tekstslide
5.1 Wat is het onderwerp van tekst 5?
Slide 5 - Open vraag
5.2 In de inleiding van de tekst maak je kennis met het onderwerp door...
A
Een interview met Masao.
B
Een verhaaltje over hoe Masao topmodel werd.
C
Voorbeelden van wat een topmodel allemaal doet.
Slide 6 - Quizvraag
5.3 Staan in alinea 1 alleen feiten, alleen meningen of feiten én meningen?
A
Alleen feiten
B
Alleen meningen
C
Feiten én meningen
Slide 7 - Quizvraag
5.4 Sleep de juiste betekenis naar de woorden uit de tekst.
Zwoegen (al.2)
Binnen een mum van tijd (al. 2)
Chaotisch (al. 3)
Aanvankelijk (al. 3)
Behoorlijk (al. 3)
Geposeerd (al. 4)
In het begin
Heel snel
Rommelig
Hard werken
Vrij veel
Model staan voor een fotograaf
Slide 8 - Sleepvraag
5.5 Boven welke alinea hoort het tussenkopje 'Sneltreinvaart'?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
D
Alinea 4
Slide 9 - Quizvraag
5.8 Masao zegt dat alles bij Givenchy heel snel moest en dat hij dat wel leuk vond (al. 3). Welk argument geeft hij daarvoor?
Slide 10 - Open vraag
5.6 De eerste twee zinnen van alinea 2 zijn een tegenstelling. Aan welk signaalwoord herken je die tegenstelling?
Slide 11 - Open vraag
5.7 Wat doet de schrijver in de rest van alinea 2?
A
Hij legt uit hoe hard Masao heeft moeten zwoegen.
B
Hij legt uit waarom Masao zo’n bijzonder model is.
Slide 12 - Quizvraag
5.9 Aan welk signaalwoord herken je dat argument?
Slide 13 - Open vraag
5.10 Waarom moest Masao lang oefenen op zijn catwalkloopje (al. 3)?
Slide 14 - Open vraag
5.12 Welke twee argumenten geeft hij voor zijn mening?
Slide 15 - Open vraag
5.11 In alinea 4 geeft Masao zijn mening over de Prada-campagne. Wat is zijn mening?
Slide 16 - Open vraag
Opdracht 6 blz. 95
Zoek de opdracht 6 op blz. 95. Bekijk en lees tekst 6.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 17 - Tekstslide
6.1 In alinea 1 legt Monique Braam uit wat ze doet. Gebruikt ze hiervoor alleen feiten of geeft ze ook haar mening?
A
Ze gebruikt alleen feiten.
B
Ze geeft ook haar mening.
Slide 18 - Quizvraag
6.2 Geeft Monique Braam ook argumenten bij haar uitleg?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
6.3 Kaj vertelt: 'Ook in een bomvolle zaal ging mijn loopje goed'. In de zin staat het woordje 'ook'. Waar ging het lopen waarschijnlijk nog meer goed?
Slide 20 - Open vraag
6.4 Waarover zijn Mart en Masao (tekst 5) het eens?
A
Lopen op de catwalk lijkt helemaal niet moeilijk.
B
Lopen op de catwalk is eigenlijk best makkelijk.
Slide 21 - Quizvraag
5.5 Kaj zegt dat de stoomcursus van Monique echt werkt. Wat denk je, is Masao het daarmee eens? Leg je antwoord uit.
Slide 22 - Open vraag
Wat heb je deze les geleerd?
Slide 23 - Woordweb
Wat ging deze les goed?
Slide 24 - Open vraag
Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.
Slide 25 - Quizvraag
Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?
Slide 26 - Open vraag
Klaar? Super!
Oefen in Numo met het onderdeel lezen.
Slide 27 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik weet het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.