dictee les 1

Dictee blok 5, les 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dictee blok 5, les 1

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan
1. luister naar het woord
2. zeg het woord zelf na
3. bedenk welke categorieën er bij het woord horen
4. typ het woord in de volgende slide
5. we bespreken het woord na

Slide 2 - Tekstslide

het eerste woord

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf het woord op

Slide 4 - Open vraag

Je schrijft:

de bouwkranen
*

kra = nummer 10
lange klank dus ik haal er eentje weg.

Slide 5 - Tekstslide

Het tweede woord

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf het woord

Slide 7 - Open vraag

de aannemer
aan nee mer 
10 lange klank dus ik haal er eentje weg

Slide 8 - Tekstslide

Het derde woord

Slide 9 - Tekstslide

typ het woord

Slide 10 - Open vraag

de loodgieter
lood = categorie 8
langermaakwoord

gie= categorie 10 2 tekenklank 
ter

Slide 11 - Tekstslide

het vierde woord

Slide 12 - Tekstslide

typ het woord

Slide 13 - Open vraag

het salaris
sa = categorie 10
lange klank dus ik haal er eentje weg
la = categorie 10
lange klank dus ik haal er eentje weg
ris

Slide 14 - Tekstslide

het vijfde woord

Slide 15 - Tekstslide

het dingetje
ding = categorie 2
zingwoord
etje = categorie 11
verkleinwoord met etje

Slide 16 - Tekstslide

het zesde woord

Slide 17 - Tekstslide

typ het woord

Slide 18 - Open vraag

de centen
cen = categorie 15
centwoord
cen eindigt op een n en dat is een medeklinker, dus
categorie 10

ten

Slide 19 - Tekstslide

De zin

Slide 20 - Tekstslide

typ de zin

Slide 21 - Open vraag

Timmerman Bert werkt 's ochtends in de oude houtzagerij.
's ochtends
categorie 14, 3 en 8

houtzagerij
categorie 8 en 10

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Timmerman Bert werkt 's ochtends in de oude houtzagerij.

Slide 23 - Open vraag

Je maakt in je werkboek
blok 5, week 1, les 1
bladzijde 4 van je boekje

Slide 24 - Tekstslide

Jullie zijn toppers

Slide 25 - Tekstslide

Hoe schrijf je dit woord?

Slide 26 - Open vraag