B&F groep 4, staal taal Toets Blok 3

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Woordenschat Thema Klein

Welk woord past bij breekbaar?

1. fors
2. teer
3. iel
4. mini

Wat is een ander woord voor zacht en pluizig?

1. donzig
2. iel
3. glibberig
4. miezerig

Wat betekent ongeveer hetzelfde als mini?

1. teer
2. groot
3. pietepeuterig
4. kolossaal

Wat hoort niet bij kikkerdril?

1. Het worden kikkervisjes
2. Het zijn eitjes van kikkers.
3. Je vindt het in het water.
4. Het is het lievelingseten van de kikker.

Wat is wortelen?

1. Een plant maakt nieuwe wortels.
2. Die oranje dingen die je kunt eten.
3. Een plant begint te bloeien.
4. Een boom waar wortels aan hangen.

Wat past het beste bij krioelen?

1. een groepje jonge planten
2. een kuiken in het ei
3. insecten
4. de bloem van een jonge plant

Wat betekent op ware grootte?

1. Het is vergroot.
2. Het is net zo groot als in het echt.
3. Het is groter dan je denkt.
4. Het is fors.

Wat is een kenmerk van een insect?

1. Het heeft altijd vleugels.
2. Het is donzig.
3. Het is fors.
4. Het heeft 6 poten.

Wat is het tegengestelde van fors?

1. iel
2. enorm
3. niet sterk
4. glibberig

Wat past het beste bij het woord glibberig?

1. Droog en zacht.
2. Stoffig en klein.
3. Nat en glad.
4. Hard en droog.

Wat past het best bij eierschaal?

1. krioelen
2. glibberig
3. fors
4. teer

Wat is een insect?

1. Een kuikentje
2. Een stekje
3. Een mier
4. Een kikker

Welk woord hoort er niet bij?

1. reusachtig
2. pietepeuterig
3. kolossaal
4. fors

Welk woord hoort er niet bij?

1. reusachtig
2. pietepeuterig
3. iel
4. mini

Welk woord hoort er niet bij?

1. de appel
2. het kadetje
3. de banaan
4. de ananas

Taalbeschouwing

Hoe heet een de baby van een varken?

1. kitten
2. biggetje
3. lammetje
4. puppy

Wat is een jong (baby) dier?

1. Het poesje
2. Het kuikentje
3. Het schaapje
4. Het hondje

Wat is een verkleinwoord?

1. De big
2. Het kuikentje
3. De wortel
4. De puppy

Welke zin is fout?

1. Kijk, wat een superklein insect.
2. In Madurodam ben ik op ware grootte.
3. Dat is een piepgroot gebouw.
4. Dat is een kolossaal schip.

Welke zin is niet waar?

1. Fors zeg je van iets kleins.
2. Reusachtig is heel groot.
3. Iel is klein en smal.
4. Kolossaal betekent heel groot.