Poedereigenschappen

Wat zijn belangrijke fysisch chemische poedereigenschappen?
1 / 42
volgende
Slide 1: Open vraag
VoedingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn belangrijke fysisch chemische poedereigenschappen?

Slide 1 - Open vraag

Fysisch chemische poedereigenschappen 
Hfd 6 Zuivelacademie

Slide 2 - Tekstslide

Welke zaken hebben met name invloed op het vocht%?

Slide 3 - Open vraag

Invloedsfactoren vocht

Slide 4 - Tekstslide

Effect op vocht% poeder bij gelijk absoluut vocht aanzuiglucht
Inlaat temp. hoger en gelijke uitlaattemp  = hoger vocht% + hogere nozzle druk
Inlaattemp gelijk en lagere uitlaattemp = hoger vocht% en hogere nozzle druk
5 graad hogere SFB inlaatttemp = 1 graad hogere uitlaattemp.

Slide 5 - Tekstslide

Free Flowing
belang en hoe controleren?

Slide 6 - Woordweb

Hoe kun je simpel free flowing bepalen

Slide 7 - Open vraag

Bepalen van de Talud hoek /
Meten hoeveel cm een vaste hoeveelheid poeder "uitloopt"

Slide 8 - Tekstslide

Welke stroomt beter

Slide 9 - Tekstslide

Welke stroomt beter?
A

Slide 10 - Quizvraag

Waar hangt de stroombaarheid van af?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Meten stampvolume en invloedsfactoren?

Slide 13 - Woordweb

Pakvolume (PV) (ml/100g poeder)
Stampvolume (SV) = ml na X  keren stampen
Bulkdensity = 100/SV (g/ml) (X = vaak 100)
3 componenten
  • Poeder
  • Interne lucht 
  • Externe lucht

Slide 14 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Hoge bulkdensity = licht poeder
B
Hoog stampvolume = licht poeder
C
Volle melkpoeder heeft een hoger stampvolume dan magere melkpoeder
D
Een hoger droge stof% van het concentraat geeft poeder met een hoog stampvolume

Slide 15 - Quizvraag

Invloedsfactoren op stampvolume
Kleinere druppel =  poederdeeltje geeft kleiner pakvolume

Slide 16 - Tekstslide

Andere factoren op buldensity
  • In- en externe lucht in poederdeeltjes
  • Vrijstroombaarheid van de poederdeeltjes
  • Variatie in deetjesgrootte (kleinere deeltjes vullen de ruimtes tussen de grotere delen)

Slide 17 - Tekstslide

Interne lucht = vacuolenvolume
Opgeloste lucht in concentraat zet uit tijdens droogproces en wordt opgesloten in poederdeeltje
  • Meer bij magere dan bij volle melkpoeder
  • Meer bij wiel dan bij nozzleverstuiving.

Slide 18 - Tekstslide

Procesvariabelen voor beheersing (verlaging) pakvolume (1)
  1. Indikkingsgraad verhogen (werkt met name bij wielverstuiving) (zwaarder door minder interne lucht, lichter door grotere poederdeeltjes)
  2. Lagere luchtinlaattemperatuur (minder dampbelvorming)
  3. Hogere concentraattemperatuur (lagere visco, kleinere druppel/poederdeeltje met minder externe lucht)


Slide 19 - Tekstslide

Procesvariabelen voor beheersing (verlaging) pakvolume (2)
  • Intensievere concentraatverstuiving (bij nozzle met hogere druk/kleinere nozzle opening) (bij wiel  hoger toerental/groter wiel of gebogen kanalen)
  • Meer agglomereren van poeder
  • Intensievere nabehandeling van poeder (meer poeder en meer lucht op externe bed, hogere luchtsnelheden bij pneumatisch transport)

Slide 20 - Tekstslide

Invloed voorverhitting 
op bulkdensity
jjll
Minder serumeiwit beschadiging = betere waterbinding = vereist intensiever drogen en geeft minder interne lucht

Slide 21 - Tekstslide

Nadelen interne lucht?

Slide 22 - Open vraag

Nadelen interne lucht
  • Meer kans op (vet)oxydatie
  • Hoger pakvolume
  • Lagere oplossnelheid/oplosbaarheid

Slide 23 - Tekstslide

3 theorieën over oorzaken interne lucht
  1. Insluiten van lucht tijdens verneveling en in het wiel (oplossing stoom op het wiel zetten)
  2. "Huidje" (schil) vorming + dampbeltheorie door te snelle droging. Dampbel condenseert en lucht wordt naar binnen gezogen.
  3. Luchtkerntheorie (Gas in concentraat wordt een luchtkern) (wordt ook gebruikt om volumineus poeder te maken met N2)

Slide 24 - Tekstslide

Externe lucht = lucht tussen de deeltjes
Invloedsfactoren zie vrijstroombaarheid

Slide 25 - Tekstslide

Poeder
  • Beter vrijstroombaar, minder externe lucht = zwaarder
  • Externe lucht hangt af van deeltjesgrootte(verdeling) en vorm
  • Vet% hoger minder interne lucht = zwaarder

Slide 26 - Tekstslide

Dosering gas aan concentraat voor verstuiver
Gebruikte gassen zijn stikstof en koolzuurgas
Doelen: beïnvloeding stortgewicht en schuimhoogte
Neveneffect: meer gas geeft snellere droging (ook kans op meer fines)

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn de verschillen tussen stikstof en koolzuurgas?

Slide 28 - Open vraag

Verschillen
  • CO2 lost op in de emulsie en wordt weer een gasbolletje in de droger. CO2 geeft een lichter poeder.
  • CO2 doseer je als vloeistof (geen koeler nodig)
  • N2 doseren als gas (liefst dicht bij de Nozzle) 
  • N2 geeft een zwaarder poeder en beter schuim.


Slide 29 - Tekstslide

WPN?

Slide 30 - Woordweb

4 categorien
  1. High Heat WPN kleiner dan 1,5 mg/g (bijv. 4 min. 90 C)
  2. Medium Heat WPN tussen 1,5 en 6,0 mg/g
  3. Low Heat WPN groter dan 6 mg/g
  4. WPN groter dan 8??mg/g. Vroeger voor kaasbereiding.

Slide 31 - Tekstslide

Voordelen High Heat

Slide 32 - Open vraag

Voordelen High Heat 
  • Lager kiemgetal
  • Anti-oxydante werking (voor vet chocolade industrie
  • Denaturatie serumeiwitten geven meer vochtbinding (brood)

Slide 33 - Tekstslide

Oplosbaarheid bepalen WPC

  • Bakje oplossen roeren en dan over grote zeef
  • Aantikken uit elkaar vallen is ok en harde klontjes niet
 

Slide 34 - Tekstslide

Factoren die de oplosbaarheid beïnvloeden

Slide 35 - Woordweb

Oplosbaarheid hangt af van
  • Deeltjesgrootte
  • Droogtemperatuur in de toren
  • Denaturatie van serumeiwit

Slide 36 - Tekstslide

Deeltjesgrootte
Grotere druppel = moeilijker te drogen = intensiever = hogere (uitlaat)droogtemperatuur = meer onoplosbare delen

Slide 37 - Tekstslide

Grondstoffen
  • Samenstelling (hoger eiwit%, visceuzer, grotere druppel, intensievere droging)
  • pH (lagere pH, lagere eiwitstabiliteit)

Slide 38 - Tekstslide

Voorbewerking
  • Hogere droge stof geeft visceuzer product,(grotere druppels, moeilijker te drogen). Slechter oplosbaar
  • Intensiever verhitten=meer denaturatie serumeiwit= viscositeitsverhoging en meer serumeiwit neerslaan op caseïne= Caseïne minder vetminnend=slechter oplosbaar vet, maar beter oplosbaar poeder

Slide 39 - Tekstslide

Voorbewerking  en drogen
  • Lagere lucht uitlaattemperaturen geven betere oplosbaarheid:
Fijne verneveling (kleinere druppels drogen gemakkelijker)

Slide 40 - Tekstslide

Welke poedereigenschappen beïnvloed droge stof% concentraat

Slide 41 - Open vraag

Reconstitutie= weer oplossen
4 fasen
  1. Het bevochtigen = wettability
  2. Het naar beneden zakken = sinkability
  3. Het uiteen vallen van het poeder = dispersability
  4. Het oplossen = solubility

Slide 42 - Tekstslide