Lesjesmiddag 8 november 2022 - Lyceum De Grundel

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nog ... 
nachten 
slapen.


Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen...
Informatie over de middelbare school
Informatie over het vak Nederlands 

Slide 3 - Tekstslide

zoek via Google of Safari:
Lessonup.app
Ga naar 
lessonup.app
Je hoeft niets te installeren.
Log in met je eigen naam.

Heb je geen telefoon bij je? Dan maak je de vragen voor jezelf op een blaadje. Dit ligt al op je tafel.)

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel dagen moet je
volgens de wet per jaar
minimaal naar school?
timer
0:30
A
minimaal 324 dagen
B
minimaal 189 dagen
C
minimaal 262 dagen
D
minimaal 399 dagen

Slide 5 - Quizvraag

Een paar verschillen t.o.v. groep 8
  • De gebouwen zijn meestal groter (er zijn dus meer leerlingen).
  • Op veel scholen heb je voor veel vakken een ander lokaal.
  • Je krijgt voor bijna elk vak een andere docent.
  • Je krijgt voor bijna elk vak huiswerk (houd dat goed bij !!!)
  • Je lesdagen zijn vaak langer dan op de basisschool.
  • Je krijgt voor elk vak andere boeken / digitale methodes.
  • Je krijgt te maken met toetsweken en toetsen tussendoor.
  • Er wordt meer zelfstandigheid van je verwacht.
  • Op sommige scholen spreek je de leraren aan met meneer/mevrouw.

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn ook heel veel dingen hetzelfde !
  • Je hoeft natuurlijk niet alles meteen te kunnen of te begrijpen.
  • Als je vragen hebt, steek je je hand op.
  • De leraren zijn er om je te helpen.
  • Als je ergens moeite mee hebt, kun je extra uitleg krijgen.
  • Je zit in de klas in groepjes of in tweetallen.
  • Je werkt vaak samen aan opdrachten.
  • De meeste scholen hebben kluisjes voor je boeken en je jas.
  • Je telefoon gaat in de kluis of in de telefoontas in het lokaal.
  • Je mentor / leraar zorgt voor een fijne sfeer in de groep.
  • Je gaat op een respectvolle manier met elkaar om (veilige school / pestprotocol).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Waaruit bestaat
het vak Nederlands?
Noem vijf "onderdelen".
timer
2:00

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

concrete poëzie
rijmschema's

aa bb cc
abab cdcd
abba cddc

Slide 11 - Tekstslide

Meer dan lezen... 
Ander perspectief
Laatst sprak ik een oud vrouwtje dat De Heks heette. Ik vroeg haar of zij zich iets herinnerde van Hans en Grietje. Ze zei: Nou en of! Stelletje vandalen! Ik zit heerlijk te breien, keteltje suist boven het vuur, poes ligt in het zonnetje, geraniums bloeien, het kan niet mooier. Ineens lijkt het of ik iemand op het dak hoor. Ik gluur door het raam en wat zie ik: twee kinderen die bezig zijn de pannen van het dak te rukken! Ik wilde naar buiten stormen en ze een klap met mijn bezem geven, maar ik beheerste me. Kinderen, dacht ik. Doen een spelletje. Gewoon. Ik speel mee. Dan houden ze vanzelf op met die rare grappen. Dus ik zeg: 'Knibbel, knabbel knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?' En wat zegt dat brutale jong terug: 'Dat is de wind, de wind dat hemels kind' en intussen rukt-ie nog een dakpan los! Dat werd me te gek. Ik heb hem met de bezem van het dak gejaagd en in de schuur opgesloten. Het meisje stond er wat beteuterd bij.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat is het lijdend voorwerp
in deze zin:
Hij geeft hun hun hen.
timer
1:00
A
de eerste 'hun'
B
de tweede 'hun'
C
hun hun
D
hun hen

Slide 14 - Quizvraag

Na een voorzetsel gebruik je:
A
hun
B
hen
C
ze

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig
naamwoord in deze zin:
Voetballen vind ik leuk.
timer
1:00
A
voetballen
B
ik
C
leuk
D
Deze zin heeft geen zelfstandig naamwoord.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
De onderstaande kop van een nieuwsbericht kun je op verschillende manieren begrijpen (de zin is 'ambigu'). Herschrijf de zin en/of maak gebruik van leestekens, zodat de betekenis in één keer duidelijk is:




Slide 18 - Tekstslide

Corrigeer de zin:

timer
2:00

Slide 19 - Open vraag

Mogelijke antwoorden
Bruid brult: "Ja, ik wil !" in achtbaan.
Bruid brult in achtbaan: "Ja, ik wil !"

Bruid brult: "Ja, ik wil in achtbaan!"

Slide 20 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide