Spreekwoorden, zegswijzen en gezegdes (les 35)

Wat doen we vandaag? 
  • Boekenclub
  • Herhaling leerdoelen afgelopen weken (ontleden & beeldspraak) 
  • Leerdoelen deze week 
  • Interactieve instructie leerdoelen (les  35) 
  • Aan de slag
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag? 
  • Boekenclub
  • Herhaling leerdoelen afgelopen weken (ontleden & beeldspraak) 
  • Leerdoelen deze week 
  • Interactieve instructie leerdoelen (les  35) 
  • Aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Boekenclub
  • Heb je jouw groepje al doorgegeven? 
  • Dit moet uiterlijk 19 december, anders deelt de docent je in. 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen ontleden (les 30)


  • Ik kan uitleggen wat redekundig ontleden is.
  • Ik kan de volgende zinsdelen herkennen in een zin: persoonsvorm; onderwerp; het werkwoordelijk gezegde; lijdend voorwerp; meewerkend voorwerp; bijwoordelijke bepaling.
  • Ik kan zelf zinnen maken met bovenstaande zinsdelen.
  • Ik kan uitleggen wat een samengestelde zin is.
  • Ik kan uitleggen wat de termen 'nevenschikkend' en 'onderschikkend' betekenen.
  • Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen herkennen en benoemen of het om een onder- of nevenschikking gaat. 

Slide 3 - Tekstslide

Noteer van onderstaande zin de pv, ow wg, lv, mv en bwb.

De bestuurder van een Porsche Cayenne heeft gistermiddag een ravage aangericht in het centrum van Utrecht.

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'fietsen'?
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quizvraag

Aantal rollen van een werkwoord
Je gebruikt alleen de rollen 
  • 'iemand', 
  • 'iets', 
  • 'aan/voor iemand'
Het gaat om het minimale aantal rollen dat een werkwoord nodig heeft.

Voorbeelden:
  • trappen heeft twee rollen: IEMAND trapt IETS/IEMAND
  • fietsen heeft één rol: IEMAND fietst 
  • geven heeft drie rollen: IEMAND geeft IETS aan IEMAND

Slide 6 - Tekstslide

Aantal rollen van een werkwoord
  • De oude oma bereidt in haar keuken iedere dag een verse, gezonde maaltijd.

  • pv = bereidt
  • hoeveel rollen? 2 -> iemand bereidt iets
  • hoeveel zinsdelen? -> ow, lijdend voorwerp
  • wg = bereidt
  • lv= een verse, gezonde, maaltijd
  • mv= x
  • bwb= in haar keuken, iedere dag

Slide 7 - Tekstslide

Aantal rollen van een werkwoord
  • Het aantal rollen dat een werkwoord heeft, vertelt jou hoeveel zinsdelen je  gaat vinden / helpt bij het maken van een zin met gegeven zinsdelen
  • de zinsdelen onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp zíjn die rollen.
  • een persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde heeft iedere zin en horen niet bij de rollen.
  • de bijwoordelijke bepaling staat ook los van de rollen. Er kunnen 0, 1, 2, 3 en zelfs nog meer bwb's in een zin zitten. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'poetsen'?
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quizvraag

Maak een zin met daarin: pv, ow, wg, lv en bwb (tip: je zoekt dus een werkwoord met twee rollen + bedenk een bwb (tijd of plaats)

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen beeldspraak (les 20)


  • Ik kan uitleggen wat beeldspraak is en welke vormen van beeldspraak er zijn.
  • Ik kan verschillende vormen van metaforen herkennen en benoemen.
  • Ik kan zelf nieuwe vormen van beeldspraak vinden of bedenken en verwerken in een tekst die ik schrijf. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een vergelijking met een verbindingswoord en een zuivere metafoor?

Slide 12 - Open vraag

Is er in onderstaande zin sprake van een vergelijking met een verbindingswoord of van een zuivere metafoor.
Met oudjaarsavond lijken sommige straten en pleinen wel een oorlogsgebied.

Slide 13 - Open vraag

Waarom gebruiken schrijvers, journalisten, columnisten enzv. beeldspraak, denk je?

Slide 14 - Open vraag

Van welk soort metafoor is sprake in onderstaande zin.

De bomen in het donkere bos fluisterden zijn naam.
A
zuivere metafoor
B
personificatie
C
synesthesie

Slide 15 - Quizvraag

Van welk soort metafoor is sprake in onderstaande zin.

De zoetheid van jouw zoenen is heerlijk.
A
zuivere metafoor
B
personificatie
C
synesthesie

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden (les 35)
  • Ik kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden.
  • Ik kan spreekwoorden, zegswijzen en gezegden in een tekst herkennen en benoemen.
  • Ik kan de betekenis uitleggen van spreekwoorden, zegswijzen en gezegden die in de lijst staan die ik heb gekregen.
  • Ik kan spreekwoorden, zegswijzen en gezegden gebruiken in een tekst die ik schrijf.
Wat heb je hieraan in het leven? 

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen spreekwoorden, zegswijzen en gezegden (les 35)


  • Het begrijpen en kunnen gebruiken van spreekwoorden, zegswijzen en gezegden verrijkt jouw taalgebruik. 
  • Hierdoor kun je betere en misschien ook wel interessantere teksten schrijven, want je kent meer woorden om uiting te geven aan wat je bedoelt. 
Wat heb je hieraan in het leven? 

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn spreekwoorden,
zegswijzen en gezegden?

Slide 19 - Woordweb

Interactieve instructie 
De overkoepelende term voor spreekwoorden, zegswijzen en gezegden is 'uitdrukkingen'


Slide 20 - Tekstslide

Interactieve instructie - spreekwoorden
  • een korte uitspraak die een wijsheid of levensles bevat. 
  • Neem de betekenis niet letterlijk, want spreekwoorden zijn figuurlijk bedoeld. 
  • De formulering (de manier waarop je het zegt/schrijft) heeft een vaste vorm en die zin is onveranderbaar. Je kunt hem bijvoorbeeld niet in de verleden tijd zetten. 

Slide 21 - Tekstslide

Interactieve instructie - zegswijzen
  • Bevat geen wijsheid of levensles
  •  Vorm van figuurlijk taalgebruik waarmee een situatie beeldend omschreven wordt (net als bij beeldspraak)
  • De formulering staat niet vast en past zich aan, aan de zin waar je hem in gebruikt. 
  • Bijvoorbeeld: ik zat mooi met de gebakken peren toen mijn band lek was. Wat ook kan: zij zitten met de gebakken peren nu ze de laatste wedstrijd van het seizoen hebben verloren. 

Slide 22 - Tekstslide

Interactieve instructie - gezegdes
  • Een gezegde is een vorm van een zegswijze. 
  • Een gezegde bevat geen werkwoord. 
  •  Het verschil is dat je een zegswijze aan de zin aanpast, maar een gezegde kun je niet van vorm veranderen. 
  • Bijvoorbeeld: het geluid van de jankende hond ging door merg en been

Slide 23 - Tekstslide

Interactieve instructie 
en zegswijze

Slide 24 - Tekstslide

Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?

Ik zei nog zo tegen Abel: 'Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. '
A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde

Slide 25 - Quizvraag

Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?

Younes maakte op de valreep de winnende treffer voor zijn club.

A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Is er in onderstaande zin een spreekwoord, zegswijze of gezegde te vinden?

Het lawaai op het feestje van Cleo liep de spuigaten uit.

A
spreekwoord
B
zegswijze
C
gezegde

Slide 27 - Quizvraag

Spreekwoordenlijst
  • In de studiewijzer onder de kopjes 'prestaties', 'hulpbronnen' en 'week 51' vind je een spreekwoordenlijst. 
  • Je moet de spreekwoorden en hun betekenis kennen én juist toe kunnen passen in een zelfbedachte tekst. 

Slide 28 - Tekstslide

Kies drie van de spreekwoorden uit de spreekwoordenlijst. Maak zinnen met deze spreekwoorden, zorg dat uit de context blijkt wat de betekenis van het spreekwoord is.

Slide 29 - Open vraag