Periode 3 oefentoets
1 / 32
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Beschrijf in je eigen woorden wat 'Gespreksstructuur' is.
Slide 2 - Open vraag
Woordenschrift: De opbouw van een gesprek.
4 fases
De 4 fases van een gesprek
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een belangrijk onderdeel van de aanloopfase?
A
Het onderwerp van het gesprek.
B
De rollen van de betrokkenen.
C
Social talk.
D
De aanleiding van het gesprek.
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat komt er vaak tijdens de planningsfase aan bod?
A
De reden van het gesprek.
B
Het doel van het gesprek.
C
Het onderwerp van het gesprek.
D
Verwachtingen van de betrokkenen.
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Geef het belangrijkste onderdeel van de Themafase met een foto weer. (google afbeeldingen)
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kunnen belangrijke onderdelen van de slotfase zijn?
A
Afspraken SMART formuleren.
B
Kern van het gesprek samenvatten.
C
Afspraken maken over het verloop van het gesprek.
D
Social talk.
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de 3 gespreksdoelen?
Slide 8 - Open vraag
Kennisdoel
Houdingsdoel
Gedragsdoel
Wat is een kennisdoel tijdens een kennismakingsgesprek?
Slide 9 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welk houdingsdoel houdt Ton voor ogen als hij het gesprek voert met Emir?
Slide 11 - Open vraag
Ton wil zijn mening beïnvloeden en hem ervan overtuigen dat het van belang is dat hij in contact komt met anderen. Dit gebeurt wanneer hij meedoet aan activiteiten. Hij zal zich dan ook minder vervelen.
Bij een gesprek met een gedragsdoel heb je welk doel?
A
Gezellig kletsen.
B
De ander overtuigen van jouw gelijk.
C
De ander van mening doen laten veranderen.
D
Het gedrag van de ander beïnvloeden.
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het doel van een intakegesprek?
Slide 13 - Open vraag
Gegevens van de cliënt verzamelen en de hulpvraag duidelijk krijgen.
Wanneer voer je een evaluatiegesprek?
Slide 14 - Woordweb
Als je na wilt gaan in hoeverre bepaalde afspraken, handelingen of acties succesvol zijn geweest.
- Na een periode van een behandelplan.
- Na een periode om afspraken te evaluaren.
Wat is het doel van een kritiekgesprek?
Slide 15 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk(e) gespreksdoel(en) heb je bij een kritiekgesprek?
A
Kennisdoel
B
Houdingsdoel
C
Gedragsdoel
D
Alle drie
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke 2 modellen hebben we voor een adviesgesprek?
Slide 17 - Woordweb
Diagnose-receptmodel
Participatiemodel
Wat is sensorische integratie?
A
Dat je zintuigen geïntegreerd zijn met elkaar
B
Dat je vanuit je zintuigen informatie waarneemt en reageert
C
Dat je tegelijkertijd verschillende dingen kunt voelen
D
Dat je zicht en reuk op elkaar afgestemd zijn
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar staat ERK voor?
Slide 19 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer ben je bijna vloeiend in een taal?
A
Bij A2
B
Bij B1
C
Bij B2
D
Bij C2
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar staat NT2 voor?
A
Nieuwe Techniek 2e jaar
B
Natte tosti deel 2
C
Nederlands als 2e taal
D
Nieuwe toets 2e kans
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Leg uit wat een auditieve beperking inhoudt.
Slide 22 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hulpmiddelen bij
totale communicatie
totale communicatie
Slide 23 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Een gesprek bij de huisarts is een voorbeeld van welk adviesmodel?
A
Diagnose-receptmodel
B
Participatiemodel
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is belangrijk jezelf af te vragen tijdens een diagnose-receptmodel gesprek?
A
Wat ga ik vanavond eten?
B
Ben ik voldoende deskundig?
C
Heb ik dezelfde sokken aangetrokken?
D
Waarom zijn bananen krom?
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer zet je het participatiemodel in als adviesgesprek?
Slide 26 - Open vraag
Wanneer een cliënt met een vraag over proces komt. Welke keuze moet hij/zij maken? Welke stappen kan hij/zij het beste zetten?
Het participatiemodel kent 2 fases.
Welke?
Welke?
Slide 27 - Woordweb
Exploratieve fase
Probleemoplossende fase
Wat staat er centraal tijdens de exploratieve fase?
Slide 28 - Open vraag
De situatie of het probleem door middel van vragen duidelijk krijgen.
Wat is er belangrijk tijdens de probleemoplossende fase?
A
Je komt met een kant en klare oplossing voor de cliënt.
B
Je gaat samen mogelijke oplossingen na.
C
Je overtuigt de cliënt van jouw idee.
D
Je laat de verantwoordelijkheid bij de cliënt.
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe goed ken je nu de theorie van ComVa?
😒🙁😐🙂😃
Slide 30 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Heb je nog een vraag m.b.t. de eindopdracht? Zo ja, welke?
Slide 31 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Mijn tip en top voor Anna als (ComVa) docent zijn:
Slide 32 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
