5 De nieuwe poëzie wordt tamelijk duister omschreven als “de hete ijzeren keel der ontroerde beulen die muzikaal open zal gaan” (vs. 11-12). De nieuwe poëzie zal “muzikaal” zijn (klankrijk), afrekenen met het verleden (vergelijk “beulen”) en niet mooi, maar een directe, spontane, schrille en ontregelende kreet zijn, vergelijk “hete ijzeren keel” en “ontroerend”.
6 “riool” (van de revolutie) vs. 14.
7 In vs. 7 is sprake van “bedorven voer” en in vs. 14 van “riool”: bedorven voer hoort in het riool thuis.
8 De dichter presenteert zich in vs. 6 als “omroeper van oproer”. De dichter als opstandeling en/of revolutionair verlangt (vergelijk “snak” vs. 14) naar het “riool/van revolutie” (vs. 14-15) om de schoonheid te honen, de poëzie (ook zijn eigen werk) is nog veel te mooi!