Bs 2 Verbranding

LEERDOELEN bs 2
- je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit
- je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
- je kunt het verschil in verbranding bij warm- en koudbloedige dieren beschrijven
Bs 1: Verbranding
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

LEERDOELEN bs 2
- je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit
- je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
- je kunt het verschil in verbranding bij warm- en koudbloedige dieren beschrijven
Bs 1: Verbranding

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Alle organismen hebben energie nodig !

Slide 3 - Tekstslide

Alle organismen hebben energie nodig !
Koolstofkringloop!

Slide 4 - Tekstslide

verbranding in je lichaam

Slide 5 - Tekstslide

Welke reactievergelijking is juist?
A
C6H12O6 + O2 --> H2O + CO2 + energie
B
C6H12O6 + 3O2 --> 3H2O + 3CO2 + energie
C
C6H12O6 + 6O2 --> 6H2O + 6CO2 + energie
D
C6H12O6 + 6O2 --> 3H2O + 3CO2 + energie

Slide 6 - Quizvraag

C6H12O6 + 6O2       6H2O + 6CO2
Energie 
Dit moet je kennen!!!

Slide 7 - Tekstslide

Hoe noemen we water en koolstofdioxide bij de celverbranding?
A
Verbrandingsproducten
B
Beide zijn een brandstof
C
CO2 is brandstof en H2O is een verbrandingsproduct
D
Beide zijn een katalysator

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer vindt in plantaardige cellen vebranding plaats?
A
Alleen overdag
B
Alleen 's nachts
C
overdag en 's nachts
D
nooit

Slide 9 - Quizvraag

Fotosynthese
Verbranding
In welk organisme vindt het proces plaats
planten
alle organismen
In welk celorganel vindt het proces plaats?
bladgroenkorrels
mitochondriën
Vindt het proces plaats in het licht, donker, of in beide gevallen?
licht
beide
Wordt glucose gemaakt of verbruikt?
gemaakt
verbruikt
Wordt koolstofdioxide gemaakt of verbruikt?
verbruikt
gemaakt
Wordt zuurstof gemaakt of verbruikt?
gemaakt
verbruikt
Vraag 3

Slide 10 - Tekstslide

Samenstelling van lucht
Ingeademde lucht
Uitgeademde lucht
Stikstof
78%
78%
Zuurstof
21%
17%
Edelgassen
1%
1%
Koolstofdioxide
0,04%
4%
Waterdamp
Weinig
Veel
Temperatuur
Lager dan 32 °C
32 °C

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt er met stikstof in je longen als je stikstof inademt?
A
Niks, want stikstof komt niet in je longen.
B
Niks, want de longblaasjes vervoeren het stikstof niet naar het bloed.
C
Stikstof komt in het bloed maar wordt verder niet opgenomen door je cellen. Je ademt het weer uit.
D
Stikstof komt in het bloed en ook in de cellen. De cellen gebruiken stikstof voor hun energie.

Slide 12 - Quizvraag

Koudbloedige dieren nemen de temperatuur van hun omgeving aan.

Lichaam opwarmen: in de zon liggen
Lichaam afkoelen: in de schaduw/in het water
Te koud: verbranding langzamer, minder energieproductie dus bewegen trager.
Koudbloedig dier
  • vissen
  • amfibieën
  • ongewervelde dieren

Slide 13 - Tekstslide

Vogels en zoogdieren zijn warmbloedige dieren. 
Bij warmbloedige dieren blijft de lichaamstemperatuur steeds tussen een bepaalde waarde en is dus constant. 
Warmbloedige dieren hebben aanpassingen in hun lichaamsbouw of gedrag om niet te veel op te warmen of af te koelen.
                                                                                                                                 
Warmbloedig dier

Slide 14 - Tekstslide

Aanpassingen warmbloedige dieren 
Isoleren
- wintervacht
- vetlaag

Afkoelen
- grote oren

Slide 15 - Tekstslide

Waarom koelen grotere oren (zoals bij de fennek- woestijnvos) beter af
dan kleinere oren?
A
Met grotere oren kan er meer regenwater worden opgevangen wat voor afkoeling zorgt.
B
Grotere oren kunnen beter 'wapperen' en dat geeft verkoeling.
C
De binnenkant van de oren bevat nauwelijks vacht dus weinig isolatie.
D
Er lopen meer bloedvaatjes aan de oppervlakte die hun warmte kunnen afstaan (door de wind).

Slide 16 - Quizvraag

HUISWERK
Leer basisstof 2 (Verbranding)
Maak in het boek opdracht:
1 t/m 4 en 6 t/m 10

Slide 17 - Tekstslide