in deze bloedvaten vindt uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel plaats.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 25 - Quizvraag
Deze bloedvaten hebben een dikke elastische wand.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 26 - Quizvraag
deze bloedvaten liggen diep in het lichaam
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
D-toets
Slide 30 - Tekstslide
Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 31 - Quizvraag
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben.
Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 32 - Quizvraag
Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.
Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
Slide 33 - Quizvraag
in welke lichaamsvloeistof zitten rode bloedcellen?
A
weefselvocht
B
lymfevocht
C
bloedplasma
D
urine
Slide 34 - Quizvraag
Een bloedpropje bevind zich in de armslagader in welk orgaan zal het propje een verstopping veroorzaken?