afluiting H4

Hoe zat het ook al weer
Wat verstaan we onder productie in ruime zin?

Wat verstaan we onder productie in enge zin? 

Wat is het verschil tussen formele productie en informele productie? 
Formele productie + informele productie
Formele Productie
Formele productie=  geregistreerde productie door overheid + bedrijven.

Informel productie= niet geregistreerde productie.
  • zelfvoorziening
  • vrijwilligerswerk
  • zwart werk
  • eigen huishouden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe zat het ook al weer
Wat verstaan we onder productie in ruime zin?

Wat verstaan we onder productie in enge zin? 

Wat is het verschil tussen formele productie en informele productie? 
Formele productie + informele productie
Formele Productie
Formele productie=  geregistreerde productie door overheid + bedrijven.

Informel productie= niet geregistreerde productie.
  • zelfvoorziening
  • vrijwilligerswerk
  • zwart werk
  • eigen huishouden

Slide 1 - Tekstslide

Kijk na
1.A 1 - 3 - 5                                                        4. D
 B 2 - 4
                                                                              5. A
2A

3 A 2 - 3 - 5
   B 1 - 4 - 6






Slide 2 - Tekstslide

Kijk na
 6 METEN VAN WELVAART
a Hoe hoger je inkomen, hoe meer geld je hebt om je behoeften te vervullen. Daarom hebben gezinnen met een hoog inkomen meestal een hoge welvaart.
b Een kind kost geld. Hoe meer kinderen een gezin heeft, hoe minder geld er per persoon is en hoe minder geld er per persoon is om zijn behoeften te vervullen. Het aantal kinderen is dus van invloed op de welvaart.

Slide 3 - Tekstslide

Kijk na
7  STELLA EN NADIA
Wat Stella zegt is fout. Productie in enge zin wordt inderdaad gedaan door de overheid, maar ook door bedrijven. Niet alle productie in enge zin wordt dus gedaan door de overheid.
Wat Nadia zegt is goed. Productie in ruime zin is alle productie bij elkaar, dus zowel productie van de overheid en bedrijven als productie door mensen die iets voor zichzelf maken.

Slide 4 - Tekstslide

Kijk na
a Als het inkomen stijgt, hebben mensen meer geld. Er is dan meer geld beschikbaar om behoeften te vervullen. Als meer behoeften vervuld kunnen worden, stijgt de welvaart. Een stijging van het inkomen kan dus leiden tot een stijging van de welvaart.


b Als de welvaart van mensen stijgt, kunnen zij beter voorzien in hun behoeften. Dit brengt echter ook vaak vervuiling met zich mee. Met vervuiling heeft iedereen te maken en het zijn daarom maatschappelijke kosten. Een toename van de welvaart kan dus leiden tot een stijging van de maatschappelijke kosten.

Slide 5 - Tekstslide

Om te weten
Inflatie--> Stijging van het algemene prijspeil.
  • Je kan van hetzelfde geld minder kopen.

Koopkracht--> hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen van je inkomen.

Slide 6 - Tekstslide

Om te weten
Er wordt vaak gesproken over koopkracht verlies of daling.
Maar hoe werkt dit nu en waarom is inflatie van belang?

Hierbij is belangrijk dat er altijd gerekend wordt met percentages.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Ik heb dit jaar 1,5 % loonsverhoging gekregen, de inflatie is dit jaar 1,0 %.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

Loonsverhoging- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
1,5% - 1,0% = 0,5% koopkracht stijging


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Ik heb dit jaar 0,5 % rente op mijn spaargeld gekregen, de inflatie is dit jaar 1 ,5%.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

Rente- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
0,5% - 1,5% = 1,0 % koopkracht daling


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Ik heb dit jaar 2,0% loonsverhoging gekregen, de inflatie is dit jaar 2,0%.
Wat gebeurt er met mijn koopkracht??

loonsverhoging- inflatie= koopkracht stijging of daling
dus....
2,0% - 2,0% = 0,0% geen koopkracht stijging of daling


Slide 10 - Tekstslide

Om nu te maken
Blz 121
vraag 3 a,b,c

blz 122
vraag 1
uit de tabel de 2 bovenste en de 2 onderste.

vraag 2
uit de tabel, nummer 1,3 en 6

vraag 3,4 en 5 in zijn geheel!

Slide 11 - Tekstslide