4mavo Thema 14 paragraaf 7 lever en nieren

Thema 14 paragraaf 7

De lever en de nieren
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 14 paragraaf 7

De lever en de nieren

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord hoort bij de volgende beschrijving ? Van het uitwendig milieu naar het inwendig milieu
A
uitscheiding
B
reserves aanvullen
C
voedingsstoffen opnemen
D
reserves opnemen

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN Inwendig milieu NAAR uitwendig milieu
A
Uitscheiding
B
Voedsel opnemen
C
Reserves aanvullen
D
Groene kool met saus

Slide 3 - Quizvraag

Welke stoffen zitten in je inwendig milieu?
A
glucose in je bloedplasma
B
zuurstof in je longen
C
vitaminen in je dikke darm
D
zouten in je urine

Slide 4 - Quizvraag

Spieren tussen de ribben waarmee de ribben en het borstbeen kunnen worden bewogen.
Spieren waarmee het midden-rif kan worden bewogen.
Ademhaling dankzij het samentrekken van het middenrif en de buikspieren.
Ademhaling dankzij het bewegen van de ribben en het borstbeen.
Tussenribspieren
Middenrifspieren
Buik-ademhaling
Borst-ademhaling

Slide 5 - Sleepvraag

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 6 - Quizvraag

Welk onderdeel hoort waar?
Stigma's
Kieuwboog
Kieuwplaatje
Tracheeën
Kieuwdeksel

Slide 7 - Sleepvraag

Bij ademhalen speelt ook de zwaartekracht een rol. Bij welke manier van ademhalen is de zwaartekracht belangrijk?
A
Inademen met borstademhaling
B
Inademen met buikademhaling
C
Uitademen met borstademhaling

Slide 8 - Quizvraag

Wat is gezonder; ademhalen door je neus of ademhalen door je mond?
A
Door je neus
B
Door je mond

Slide 9 - Quizvraag

Ademhaling vindt plaats via:
celmembraan
Stigma's
kieuwen
luchtzakken

Slide 10 - Sleepvraag

COPD is een verzamelnaam voor twee aandoeningen.
Welke aandoeningen worden aangeduid met COPD?
A
Astma en longemfyseem
B
Chronische bronchitis en astma
C
Longemfyseem en chronische bronchitis

Slide 11 - Quizvraag

slikken
ademhalen
verslikken

Slide 12 - Sleepvraag

ontsteking van de bronchiën; plotselinge benauwdheid bij prikkeling van de luchtwegen
blijvende ontsteking van de bronchiën waardoor ademhalen moeilijker gaat
beschadiging van de longblaasjes waardoor minder zuurstof wordt opgenomen in het bloed
allergie voor stuifmeel (pollen)
chronische bronchitis en longemfyseem
astma
chronische bronchitis
longemfyseem
hooikoorts
COPD

Slide 13 - Sleepvraag

Je hebt twee soorten ademhaling, borst- en buikademhaling. Bij welke ademhaling speelt de middenrif een grote rol?
A
Borstademhaling
B
Buikademhaling

Slide 14 - Quizvraag

Doel van de les: 
  • Je kunt de functies van de lever noemen.
  • Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 15 - Tekstslide

Lever 
bloedvaten
Poortader
Leverader
Leverslagader

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De eilandjes van Langerhans in de alvleesklier produceren insuline en glucagon
voor het constant houden van de bloedsuikerspiegel

zorgt ervoor dat er altijd ongeveer evenveel glucose in je bloed is

Slide 18 - Tekstslide

Lever
- Aanmaken van Gal, dit wordt opgeslagen in de galblaas. Bij de vertering wordt de gal aan de 12-vingerige darm toegevoegd.

Slide 19 - Tekstslide

Afbraak
- Afvalstoffen afbreken.
- Rode bloedcellen worden omgezet tot bilirubine wat de poep bruin maakt.
- Vorming van Ureum door te veel aan eiwitten. Dit wordt aan de nieren afgegeven middels het bloed

Slide 20 - Tekstslide

Hepatitis virus en de lever

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Nieren
- Bloed wordt gefilterd in de nierschors en niermerg. 
- Dit vormt Urine
- Urine wordt in de nierbekken verzameld en aan de urineleider afgegeven.

Slide 23 - Tekstslide

Uitscheidingsstelsel

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Functies lever
  • Speelt een rol bij bijwerkingen van voedingstoffen.  Van eiwitten wordt fibrinogeen gemaakt. Speelt een rol bij bloedstolling.
  • Giftige stoffen afbreken: alcohol, drugs, medicijnen
  • Houdt het glucosegehalte in het bloed constant
  • Breekt afvalstoffen af: Eiwitten of rode bloedcellen (galkleurstoffen)
  • Maakt gal: Emulgeert vetten in twaalfvingerige darm en helpt bij vertering vetten. 

Slide 26 - Tekstslide

Doel van de les: 
  • Je kunt de functies van de lever noemen.
  • Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 27 - Tekstslide

Waar wordt glucose opgeslagen wanneer je dit tijdelijk niet nodig hebt?
A
alvleesklier
B
lever
C
alvleesklier en lever
D
lever en spieren

Slide 28 - Quizvraag

de lever maakt gal waar wordt dit opgeslagen?
A
lever
B
twaalfvingerige darm
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 29 - Quizvraag


Hoe heet letter e?
A
nier
B
slokdarm
C
maag
D
lever

Slide 30 - Quizvraag

Gal verteert
A
Vetten
B
Niks!

Slide 31 - Quizvraag

Welk orgaan produceert gal?
A
Galblaas
B
Lever
C
Urineblaas
D
de nieren

Slide 32 - Quizvraag

Wat is glycogeen?
A
Suikers die in je bloed zitten
B
Is een hormoon gemaakt door je alvleesklier
C
Suikers die opgeslagen zitten in je spieren of lever
D
De vorm van suiker na je spijsvertering

Slide 33 - Quizvraag

Doorbloeding van de lever
Sleep de naam van het bloedvat naar de juiste plek in de afbeelding.
leverader
leverslagader
poortader

Slide 34 - Sleepvraag

Welke letter voert bloed uit de lever af? (leverader)
A
Q
B
R
C
S
D
Deze is niet getekend

Slide 35 - Quizvraag